546
23 MEI 1972
van de brandstofkosten af zijn.
Op de warmteverliezen is eigenlijk vrij weinig ingegaan. Wij
hebben een heel eenvoudig rekensommetje gemaakt. Wij hebben ge
keken hoeveel capaciteit per wijk is geïnstalleerd en wat het verbruik
is geweest. Wanneer men dit rekensommetje maakt komt men tot de
ontdekking dat in alle wijken het verbruik ongeveer 80"jo van de geïn
stalleerde capaciteit is geweest, terwijl dat in Wisselaar-west en in
IJpelaar \lCP[o is geweest. Dat duidt naar onze mening op zeer grote
warmteverliezen, zelfs op ontoelaatbare warmteverliezen. Uiteinde
lijk wordt alle warmte die onnodig in de grond verdwijnt door de af
nemers betaald. Men zal bij dit systeem natuurlijk altijd warmte kwijt
raken; dat betekent energieverlies. Wanneer de percentages zodanig
variëren per wijk moet er iets in sommige wijken fundamenteel mis
zijn. Dat blijkt ook wel uit allerlei andere onderzoeken. Juist de in
stallaties in IJpelaar en in Wisselaar-west zijn bijzonder slecht. Het
college zou zijn speciale aandacht moeten richten op de vraag of voor
die wijken - misschien gedeeltelijk - geen ander systeem gekozen zou
kunnen worden.
Verder heb ik een opmerking gemaakt over 164 woningen in
Geeren-noord. Ik heb dat uit de nota geciteerd. Op bladzijde 20 staat:
"Aan het niet aansluiten van 164 woningen in Geeren-noord ligt uw
raadsbesluit aangaande verkoop van grond, d.d. 12-12-1968 ten grond
slag, waarin de voorwaarde tot aansluiting niet werd gesteld". Ik vraag
mij af waarom niet? Nu wordt dit wèl gesteld. Op het kopen van die
grond lag die verplichting. Is het gewoon vergeten? Moet men de ge
bruikers, die nu wel op de centrale verwarming zijn aangesloten, daar
voor laten bloeden? Natuurlijk heeft dit gevolgen voor het tarief. Als
men daarvoor bij het verkopen van de grond geen prijs bedingt zullen
de anderen dat moeten betalen. Het wordt in het geheel niet gemoti
veerd waarom de koper van deze grond de prijs niet heeft moeten be
talen. Straks zullen wij een raadsvoorstel onder ogen krijgen waarin
dat wèl het geval is, dat wil zeggen dat daarin staat dat er een bod is
gedaan aan de koper van de grond om van de wijkverwarmingsellende
bij voorbaat af te zien. Dat is tot nu toe echter niet gebeurd. De kos
ten komen op geen enkele manier terug.
Samenvattend heeft de gemeente in deze een drietal taken ge
had. De gemeente is opdrachtgeefster geweest aan diverse installateurs;
de gemeente is werkgever van het ENWA-personeel en de gemeente is
leverancier van warmte. Wij vinden dat de gemeente op al deze pun
ten heeft gefaald. Bij deze drie taken worden ernstige tekortkomingen
geconstateerd en wij achten het om die reden beslist niet gemotiveerd
over te gaan tot de drastische tariefsverhoging die op het ogenblik in
de nota van het college wordt voorgesteld.
De heer VAN DUUL: Ik wil nog even ingaan op het antwoord van
de wethouder. Ik wil herinneren aan hetgeen ik gezegd heb over het
moment waarop men de vervanging moet overwegen. De wethouder
heeft volkomen gelijk wanneer hij zegt dat men in het leidingennet
altijd zal moeten blijven investeren en blijven vervangen. Dat is vol
komen juist want roest rust nu eenmaal niet; dat weten wij. Ik denk
echter aan de ketelhuizen, waarin grote bedragen zijn geïnvesteerd.
Die moeten op een gegeven ogenblik toch worden vervangen of er
moeten aanzienlijke kosten aan worden besteed om de ketels in opti
male conditie te houden. Op dit punt zou ik willen wijzen, met name
dus op de investering in de ketelhuizen. Als hier grote vervangingen