549 23 MEI 1972 De heer KRAMER: De wethouder heeft toegezegd de kwestie van de aansprakelijkheid en de juridische aspecten in de afdeling te bespre ken. Ik hoop dat wij ook in de afdeling de lastenverdeling in relatie tot de calorische waarde kunnen bespreken, want hieraan mogen wij toch ook wel enige aandacht besteden. Misschien kunnen de reserves, dat zijn de duistere zaken die hier boven de grond zitten, ook nog eens aan de orde komen. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Het zal u duidelijk zijn dat wij met dit rapport getracht hebben een plaatje te creëren op basis waar van een besluit voor de toekomst kan worden genomen. Dit is ook één van de redenen waarom de oorzaken van het falen van de wijkverwar- ming - in hoeverre daarvan sprake is laat ik voor rekening van de heer Van Os - niet in dit rapport worden besproken. Het is ongelooflijk moei lijk oorzaken van falen op een rijtje te zetten. Veelal is sprake van een vorm van gedeelde verantwoordelijkheid. Het is bijzonder moei lijk exact vast te stellen wie nu waar iets fout gedaan heeft. De heer VAN OS: Dat is een reden te meer hiermee tijdig te beginnen.' Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ja. Wij hebben echter al sinds 1964 wijkverwarming. De bedoeling van dit rapport is vooruit te zien. Met terugkijken schieten wij op dit moment erg weinig op. Het geleidelijk overgaan op een eigen keteltje - en niet al te rigoureus - wordt door de heer Van Os in relatie gebracht met de lek kende kranen en met de uit de muren vallende radiatoren, met name in Wisselaar-west en in Upelaar. Ik zou te dien aanzien willen opmer ken dat de verantwoordelijkheid van het ENWA-bedrijf ophoudt op het moment dat de leidingen in de huizen verdwijnen. Vanaf dat mo ment is de verantwoordelijkheid voor het functioneren van de wijkver warming of gelegen bij het bedrijf voor het gemeentelijk woningbezit, öf bij de woningbouwverenigingen. Ik vind het enigszins te ver gaan alle fouten, met name wanneer het gaat om radiatoren en de kranen daarvan, het ENWA-bedrijf aan te wrijven. Overigens moet nadrukke lijk worden gezegd dat de wijkverwarming is opgezet vanuit een bepaald beginsel. Dat beginsel hield tevens in - dat heeft de heer Froger ook aangehaald - dat er niet te veel met die kranen moest worden gesold. Dat is wel gebeurd. Men heeft de radiatoren afgezet op het moment dat andere mensen ze open hadden staan, om de brandstofkosten individu eel te beperken. Dit heeft er ook toe geleid dat er in grotere mate slij tage is opgetreden dan van tevoren te verwachten was. De diverse contacten tussen de wethouder Gielen en de installa teur en de schade die door de installateur is betaald hebben betrekking gehad op de inregelkosten. Hij heeft een groot aantal woningen op zijn kosten opnieuw ingeregeld. Vervolgens de 164 woningen in Geeren-noord. In het rapport is opgenomen dat het niet aansluiten van de 164 wöningen in Geeren- noord conform een raadsbesluit van 12-12-1968 is geschied. Wèl hebben wij gemeend daarbij te moeten opmerken dat naar alle waarschijnlijk heid op dat moment onvoldoende is onderkend wat daarvan de gevol gen zouden zijn. Ik mag aannemen dat de raad op het moment dat deze 164 woningen niet werden aangesloten het gevoel heeft gehad dat het maar afgelopen moest zijn met de wijkverwarming en dat het des te beter was naarmate minder woningen werden aangesloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 549