558 23 MEI 1972 Dit staat vermeld op de vierde regel van bovenaf. Ten tweede heb ik de moeite genomen een peiling onder het ambtenarencorps van het Stadserf te houden» Ik heb nagegaan hoe de ze mensen over dit voorstel denken. Aangezien het natuurlijk een ver trouwelijk onderzoek betrof, mag ik niet vermelden of hierbij ook de bodes zijn betrokken. Uiteraard heb ik mij bij de steekproef beperkin gen moeten opleggen. Om het ambtelijk apparaat niet al te zeer te ontwrichten heb ik mij beperkt tot her. "ondervragen" van twee perso nen. De uitslag van dit onderzoek was dat XOCPjo van de ondervraagden tegen het voorstel van het college was. Een oplossing van het parkeer- vraagstuk op het Stadserf zag men in de volgende adequate maatregelen. a. drastische verhoging van het fietsengeld; b. verlaging van de auto-onkostenvergoeding. Als uiterste oplossing van de parkeerproblematiek zag men een valkuil bij de ingang van het Stadserf. Bij het paal en perk, stellen aan het clandestien parkeren op het Stadserf rijst ook de vraag of het college en de raad alle consequenties hebben doorzien toen besloten werd een tweede auto voor het college aan te schaffen. Hoewel ons het welzijn van het college, en daarmede uiteraard ook dat van de gehele regio, zeer ter harte gaat, is kennelijk het effect van dit besluit, namelijk verdubbeling van de parkeerproble matiek op ons stedelijk erf, van de kant van het college onvoldoende doordacht geweest. Evenzeer spelen in deze problematiek de bekeuringen die door de politie zijn opgemaakt mee. Telefonisch heb ik geprobeerd via de commissaris van politie te achterhalen hoeveel parkeerders het afge lopen jaar op het Stadserf zijn bekend. Jammer genoeg was de commis saris telefonisch niet bereikbaar en bleken de gevraagde cijfers niet voorhanden. Wèl kon exact worden opgegeven het aantal bekeuringen in de binnenstad over de jaren 1970, 1971 en 1972. Dit bedroeg respectieve lijk 1245 bekeuringen, 1364 bekeuringen en 1423 bekeuringen. Een dui delijke toename valt dus te constateren. Indien parkeerbekeuringen niet als mede-oplossing voor het parkeerprobleem worden gezien en indien het college dit voorstel ook als beleid voor de binnenstad gaat hanteren zien wij spoedig door de slagbomen onze stad niet meer en worden de parkeerders gedwongen een koffer vol met plastic codekaartjes mee te slepen. Op dit punt zou ik dan ook gaarne duidelijkheid van het colle ge willen vragen. Het zal duidelijk zijn dat ik vooral emotioneel moeite heb met dit voorstel. Bekend is dat reeds vele barrières tussen bestuurders en bestuurden bestaan en dat door het aanbrengen van een extra hinderpaal deze communicatie niet wordt bevorderd. Hoewel ik erken dat gezien de parkeerproblematiek op het Stadserf maatregelen nodig zijn ben ik van mening dat de voorgestelde maatregel vael te ingrijpend is. Voorts ben ik van mening dat alle andere mogelijkheden nader onderzocht die nen te worden. Misschien biedt extra politietoezicht op de marktdagen een voorlopige oplossing, zonder dat daardoor de toegankelijkheid van het Stadserf, en daarmee die van het stadsbestuur, door een extra hin derpaal geblokkeerd wordt. Ook valt te bezien of extra parkeergelegen heid op de Beyerd-Vlaszak gecreëerd kan worden voor de ambtenaren. Verder heeft mogelijkerwijs een dringend beroep op de burgerij van Breda, eigen auto's niet op andermans erf te parkeren, resultaat. Tot slot nodig ik het college vriendelijk uit dit voorstel terug te nemen. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Mij rest niet veel dan mij aan te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 558