559 23 MEI 1972 sluiten bij de bloemrijke woorden van de heer Severens. Ik ben op grond van mijn eerstgenoemde argumentatie nog steeds van mening dat ook in de Sint-Annastraat een parkeerchaos zal ontstaan. Ik vind de voor delen niet opwegen tegen de nadelen. Wij stemmen tegen het voorstel. De heer VAN LOON: Ik wil mij in de eerste plaats aansluiten bij de woorden van de heer Severens. Vervolgens wil ik nog het volgende opmerken. De wethouder heeft het voorstel onder andere gemotiveerd met de woorden dat wij, wanneer wij als gemeente grond verkopen voor nieuwe vestigingen, daaraan de voorwaarde verbinden dat voor parkeergelegenheid moet worden gezorgd. Dat is inderdaad juist. In alle gevallen echter waarin sprake is van nieuwe terreinen zijn er geen historische achtergronden zoals met betrekking tot het Stadserf wèl het geval is. Deze motivering gaat dus niet op. Vervolgens wil ik een vraag stellen. Ik parkeer onder andere in de weekeinden ook wel eens op particuliere terreinen, die door de week door particulieren worden gebruikt. Deze particuliere terreinen worden in de weekeinden voor het publiek opengesteld. Al zou het Stadserf - hetgeen ik zeer zou betreuren - door middel van een slagboom wor den afgesloten, zou toch deze mogelijkheid kunnen worden opengela ten voor het publiek. Wethouder VAN DUN: Wanneer de heer Severens niet duidelijk was wat ik bedoelde met dat onderzoek, heeft de heer Van Loon hem geantwoord dat de nadere argumentatie van het college was dat, wan neer het aan anderen de verplichting oplegt bij het stichten van kantoor gebouwen te zorgen voor een adequate parkeerruimte voor het in dat gebouw werkende personeel, het zeer merkwaardig zou zijn wanneer de gemeente Breda, die over de ruimte nu beschikt, zich daarvan zou ontdoen. Dat is de motivering die ik in eerste instantie gegeven heb. Als de heer Severens spreekt over een gedeelte van het personeel, is daarmede bedoeld het gedeelte van het personeel dat over een auto mobiel beschikt. Naar mijn mening is het stuk in dat opzicht nu enigs zins duidelijker. De heer VAN LOON: Er zijn ook mensen die op dit ogenblik nog niet over een automobiel beschikken, maar morgen wel. Wethouder VAN DUN: Zij kunnen dan "morgen" een kaartje komen halen. Als de heer Severens wederom spreekt over bekeuringen en over extra politietoezicht refereer ik aan mijn antwoord in eerste instantie waarin ik gezegd heb dat het extra politietoezicht en de bekeuringen niet haalbaar zijn in verband met het privaatrechtelijk karakter van het Stadserf. Daarbij komt - en dit is een algemene opmerking bij het gehele voorstel - dat het college vertrouwen heeft in de goedkeuring van het krediet voor de Beyerd-Vlaszak door gedeputeerde staten be treffende de reconstructie aldaar. Het betreffende voorstel is verleden jaar de raad gepasseerd zodat daar gelukkig een ordentelijke vermeer dering van het aantal parkeerplaatsen plaats kan vinden. De heer Van Loon spreekt over de historische achtergronden. Ik vraag mij af wat hij bedoelt. Bedoelt hij dat er een historische achter grond met geordende auto's moet zijn of een historische achtergrond met ongeordende auto's? Of wil hij alle auto's van het Stadserf verwij derd zien? In dat geval moet hij een ander voorstel indienen. Hierover

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 559