561 23 MEI 1972 zaak precies vertraagd is. Wanneer denkt de wethouder dat de eerste huizen in Princenhage-west kunnen verrijzen? Wethouder VAN DUN: Het is plezierig dat de raad aan dit stuk enige aandacht besteedt. Het is een vrij belangrijk stuk, niet qua es sentie maar qua gevolgen. Wanneer de raad akkoord gaat met deze transactie met Martinus, ziet Martinus zich verplicht het bezwaar in te trekken dat deze fabriek heeft ingediend bij de Kroon tegen het be stemmingsplan Princenhage-west I, zodat het onteigeningsplan van kracht kan worden en begonnen kan worden met het bouwen van de eerste 600 woningen in Princenhage-west. De heer Van Merkom heeft gevraagd hoe lang de vertraging ge duurd heeft. Ik heb een overzicht bij mij waaruit blijkt dat onderhan deld is vanaf 21 februari 1969 tot 25 april 1972. Het lijkt mij zinvol dat de raadsafdeling, omdat ik alleen hierover beschik, inzage krijgt in het overzicht van de momenten waarop met wie over deze zaak. onderhandeld is. Vrij moeizaam zijn wij tot deze overeenstemming gekomen. Ik zeg toe dat ik de raadsafdeling dit overzicht gaarne ter inzage zal geven. Eén en ander betekent dat de eerste huizen in het voorjaar van 1973 kunnen verrijzen. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens conform het voorstel besloten. 39. Bijlage nr. 197. PREADVIES VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS MET BETREK KING TOT DE VRAAG, OP HET INSTELLEN VAN EEN ZGN. COM MISSIE VAN AANDEELHOUDERS VOOR HET TURFSCHIP N. V. GE WENST MOET WORDEN GEACHT. De VOORZITTER: Ik heb tijdens de pauze het gevoel gekregen dar met dit preadvies iets aan de hand is en dat men van de zijde van de raad het preadvies gaarne veranderd zou zien in een mededeling, Mis schien zou dit geluid even uit de raad kunnen klinken zodat het college weet wat de. raad in dit opzicht wenst. De heer VAN LOON: Wat u zegt met betrekking tot dit door het college uitgebrachte preadvies is inderdaad juist. Ik heb met betrek king tot dit stuk overleg kunnen plegen met enkele leden van de com missie ad hoc die bezig is met een aantal onderwerpen betreffende het Turfschip. In het huidige stadium van onderzoek - naar mijn me ning vertel ik niets nieuws en niets wat niet openbaar mag zijn - zal het rapport van de commissie zeer spoedig verschijnen. Het is wense lijk dit stuk op dit ogenblik niet in discussie te brengen. Naar mijn mening zou de raad van Breda - dit is althans de mening van de com missie - liever zien dat dit stuk ons bij wijze van mededeling zou be reiken,, De raad zou dan bereid zijn deze mededeling voor kennisge ving aan te nemen. De VOORZITTER: Leeft die opvatting in de raad? Ik moet dat controleren. De heer VAN OS: Ik ondersteun het voorstel van de heer Van Loon bijzonder graag, wanneer dit tenminste tevens inhoudt dat dit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 561