54
20 JANUARI 1972
De heer BROOIMANS: Het is met de koopavond een wat wonder
lijke zaak. Toen bijna twintig jaar geleden in de wet de mogelijkheid
werd opgenomen om per gemeente voor één avond per week af te wijtr
ken van de voorgeschreven sluitingstijd geschiedde dit om in overwegend
agrarische gemeenten de landbouwende bevolking, die vooral geduren
de de oogsttijd de gehele dag op het veld moet doorbrengen, in de ge
legenheid te stellen om althans eenmaal per week 's avonds haar inko
pen te doen. Zoals dit bij vele wetswijzigingen het geval is ontdekten
ook ten aanzien hiervan handige jongens na verloop van tijd een kans
om uit de geboden mogelijkheid een voordeeltje te halen. Het zou
voor de sociaal-economische geschiedschrijving interessant zijn om
na te gaan wie de eerste stoot gaf tot het terugzetten van de klok voor
winkelpersoneel en middenstander. Hoe het ook zij, elk college van
burgemeester en wethouders dat zich gerespecteerd wil zien komt sinds
dien vroeg of laat onder het aanvoeren van schoonklinkende argumenten
met een voorstel voor een koopavond, en wil men het spel psychologisch
uitgekookt spelen dan brengt men het voorstel in de vorm van een proef
neming, tijdens welke men een enquête kan houden onder consumenten,
winkeliers en winkelpersoneel. Dit zijn niet mijn eigen worrden; ik ci
teerde slechts uit een artikel in "Beginsel en Bedrijf' en wel uit de uit
gave van 13 januari j. 1.20e jaargang nr. 1. De koopavond in Breda
is reeds meermalen ten tonele gevoerd. In juli 1969 werd na langdurige
discussies door de raad besloten tot instelling van een wekelijkse koop
avond op de vrijdagen in wat wij noemen het voormalig kerkdorp Prin-
cenhage. Nu ligt voor ons het voorstel tot instelling van een wekelijkse
koopavond op vrijdag voor geheel Breda en wel gedurende een proef
periode van een halfjaar. Ik geloof te mogen zeggen dat drie groeperin
gen rechtstreeks bij de koopavond betrokken zijn: de consumenten, het
winkelpersoneel en de winkeliers. Mag ik deze drie groepen even de
revue laten passeren?
1. De consument. Staat de consument positief tegenover de koopavond?
De contactcommissie Middenstand-Grootwinkelbedrijven stelt in
haar brief d. d. 24-8-71 aan het college van burgemeester en wet
houders dat de consument in grote meerderheid positief tegenover
een koopavond staat. Mogelijk vindt deze uitspraak voedsel in
de enquête van de Middelbare Detailhandelschool St. Olof. De
enquêteurs legden aan 1113 personen de volgende vraag voor, te
weten tijdens de St. Nicolaaskoopavonden in 1970: "Hoe vindt u
zo'n koopavond?" Het antwoord van de ondervraagde personen was:
"Ja, gezellig" 70,6%
"Anders geen tijd" 7,6%
"Gemakkelijk" 19,9%
Geen mening" 1,9%
De volgende vraag was: "Zou u een wekelijkse koopavond op prijs stel
len?" Het antwoord was:
"Ja" 78,4%
"Neen" 21,5%
"geen mening" 0,1
Ik moet zeggen dat ik bijzonder veel respect heb voor het initiatief
van de St. Olof-studenten. De vraagstelling kan ik echter niet waarde
ren. Het positieve percentage had naar mijn mening bij een dergelij
ke benadering van de consument vee] hoger moeten liggen. De enquê
teurs hebben immers met geen woord gerept over de consequenties van
de koopavond. Zij hebben niet gesproken over het feit dat er voor de
winkeliers geen omzetverhoging plaatsvindt. Dit is nl. ook de mening