566 23 MEI 1972 zal er bij de Kamer van Kooohandel op aandringen dat op zodanige termijn een advies wordt ontvangen dat het voorstel over de koopavond zo spoedig mogelijk - zo mogelijk in september - aan de orde wordt gesteld. In deze lezing heeft het college geen behoefte aan de motie. De VOORZITTER: De bespreking heeft zich geheel toegespitst op de motie. U heeft de verklaring van het college gehoord. Ik vraag u op deze opmerkingen te reageren. De heer DEES: Ik zou het op prijs stellen dat deze motie in stem ming wordt gebracht. De heer JANSEN: Ik heb in eerste termijn een aantal vragen ge steld. Misschien zouden die ook beantwoord kunnen worden. Of is dit moeilijk? De VOORZITTER: Dit zullen wij aanstonds proberen. De heer AMERICA: Nu de motie in stemming komt, meen ik dat de verklaring van het college niet meer van kracht is. Nu moet ik de motie een andere uitleg toekennen. Het is duidelijk een stok achter de deur om ervoor te zorgen dat uiterlijk in september het onderzoek afgerond is. Als zodanig moet ik ernstig protest aantekenen omdat wij dan een wetenschappelijk onderzoek dat zeker moet worden ingesteld aan een termijn binden. Dit doen wij nooit. Nu echter, nu het een ander college dan ons eigen college betreft, wil men dit op eens wèl doen. Ik kan wel akkoord gaan met een bepaling in de zin van: "als het enigszins mogelijk is.Nu krijgt de bepaling echter een dwingende strekking en daar ben ik tegen. De heer VAN LOON: Ik wil alleen zeggen dat de mededeling van het college voor mij voldoende is. De heer JANSEN: Ik heb in eerste termijn een aantal vragen ge steld. Ik heb hierop nog geen antwoord gekregen doordat de motie er tussendoor is ingediend. Ik vraag mij af of er misschien nog een derde termijn is. De VOORZITTER: Er mag geen onduidelijkheid bestaan over de verklaring van het college. Naar mijn mening kdn hierover - dit aan het adres van de heer America - ook geen enkele onduidelijkheid be staan. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Mijn betoog in eerste termijn is ongeveer gelijkluidend aan dit in tweede termijn. Aan de orde is een mededeling van burgemeester en wethouders in verband met het uitstel van de koopavond voor onbepaalde tijd. Het gaat hier echter niet om het aan de orde stellen van argumenten pro en contra een koopavond. Wat dat betreft wil ik stellen dat de heer Jansen, hoewel ik zijn opmerkingen zeer waardeer doch waarschijnlijk niet onderschrijf, buiten de orde is. Om die reden wil ik liever niet ingaan op zijn opmerkingen. De VOORZITTER: Ik vind dat wij het hierbij moeten laten. Van de kant van het college is een duidelijke verklaring afgelegd, die niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 566