579
29 MEI 1972
Ik blijf van mening dat de vijf punten die ik in het ordevoor
stel naar voren gebracht heb niet voldoende onderzocht zijn. Zij had
den tot alternatieve mogelijkheden kunnen leiden. Volgens het artikel
hierover in de krant heeft de algemene vergadering van het waterschap
ook aan alternatieve mogelijkheden gedacht» Er is daar namelijk over
huur gesproken. De wethouder stelde dat verhuur van het complex niet
ter sprake zou bunnen komen en zijn woorden hebben mij, gezien dit
krantebericht, verbaasd.
Ik wil reageren op hetgeen de wethouder over de verwevenheid
van functies heeft opgemerkt. Dit punt is vaak aan de orde geweest
het twee-petten-probleem --en wij hebben er moeite mee. Onzes
inziens kunnen onderhandelingen tussen twee lichamen niet gevoerd
worden door personen die bij beide lichamen betrokken zijn. Ie deze
omstandigheden had de wethouder het onderhandelen aan een derde
moeten overlaten. Voor de duidelijkheid met name de duidelijk
heid voor de bevolking -- zou dat van groot belang geweest zijn.
Het antwoord van de wethouder over raadsleden die niet onpar
tijdig zouden kunnen zijn is niet terzake, want het ging om de ver
wevenheid van functies in verband met de onpartijdigheid. Wij zitten
hier als raadsleden en het verwijt dat wij ten opzichte van Bouvigne
partijdig zouden zijn heeft met onze functies volstrekt niets te maken.
Tenslotte wil ik een beroep doen op de raad naar eigen verant
woordelijkheid te handelen.
Mejuffrouw PAULUSSEN: Diverse keren is gevraagd waarom de
stukken die ter visie lagen niet naar de raadsleden toegestuurd konden
worden. Verleden week heb ik dit tijdens de rondvraag aan de orde
gesteld. Ik neem aan dat het college, hierover gesproken heeft, want
de stukken zijn ons niet toegezonden» Ik zou graag willen weten waar
om dit niet gebeurd is.
In de gecombi neerde afdelingsvergadering is gezegd dat er van
de bespreking van 14 maart 1972 wél een verslag gemaakt is. Waarom
heeft dit verslag niet ter visie gelegen? Voorts vind ik het jammer dat
er van de andere belangrijke besprekingen geen verslagen gemaakt zijn.
Wethouder BROEDERS: De heer Crul stelde dat de raad op gelijke
voet met het college behandeld wenst te worden. Het college meent
dat de raad het hoogste orgaan is. Het voelt zich iets minder dan de
raad. Het is belast met de voorbereiding en de uitvoering,
De heer CRUL: Wij worden bij de voorbereiding buitenspel gezet'.
Wethouder BROEDERS: Die opmerking laat ik voor uw rekening.
Dit probleem heeft betrekking op de werking van de raad, de
afdelingen etc. Tot nu toe kennen wij in de Bredase raad afdelingen
die de raad adviseren over de voorstellen die het college aan de raad
doet. Commissies van advies en bijstand zijn een wat ander gegeven.
De heer CRUL: De heer Broeders gaat nu toch de vage kant op,
want er zijn duidelijk toezeggingen dat wij vanaf het moment waarop
in mei de beraadslagingen beëindigd waren bij de zaak betrokken zou
den worden. Het lijkt erop dat het college daar echter nooit aan ge
dacht heeft en het in de. toekomst ook nooit zal doen, als ik wethouder
Broeders althans goed begrijp.