29 MEI 1972 De heer KROON: Ik zou wel eens van de heer Crul willen weten of hij misschien met 39 mensen met het waterschap aan tafel wil gaan zitten. Wij hebben een dagelijks bestuur dat de zaken voorbereidt. I?» Wethouder BROEDERS; Ik meen dat er tijdens de voorbereiding door het college een serie, werkzaamheden te verrichten is en ik heb getracht aan te tonen dar er in dit geval sprake is geweest van een ver- snellingsproces waar ook de raad zich niet aan kan onttrekken. Op een bepaald moment wordt ook de raad met tijdnood gecon fronteerd. Als hij van mening is dat dit grondig bestudeerd moet wor den en als hij alle alternatieven wil uitwerken en daarom niet mee wil gaan met ons voorstel, dat voor iedereen open en duidelijk is, beslist hij dat het waterschap niet in Bouvigne zal komen en aanvaardt hij het risico dat het waterschap wellicht zelfs niet in Breda een vestigings plaats zal vinden. Mevrouw WILL.EMS-VAN DOORN: Wellicht willen wij een gun stige beslissing over dit voorstel nemen, maar in ieder geval niet van avond'. Wethouder BROEDERS: Deze beslissing moet op korte termijn ge nomen worden. Mevrouw Van Nes was verbaasd dat er tijdens de algemene ver gadering van het waterschap over huur gepraat is» Zoiets moet men echter in de context van de" vergadering plaatsen. Bepaalde leden merk ten op dat de huurmogelijkheidmet een eventuele financiering van de zijde van de eigenaar voor aanpassingen, onvoldoende onderzocht is. Die leden zouden akkoord gaan met het huren van Bouvigne. Van de zijde van het dagelijks bestuur is echter duidelijk gesteld dat men met betrekking tot Bouvigne, waarin men meer wil investeren dan al leen hetgeen dat aan de koop ten grondslag ligt, niet tot huren wil over gaan. Het is niet verwonderlijk dat er in de algemene vergadering van het waterschap verschillende geluiden te beluisteren waren, want zo iets komt bijna overal voor. Er heerst blijkbaar wat misverstand omtrent hetgeen ik gezegd heb over de volstrekte onpartijdigheid. Ik heb gezegd dat het kin voorkomen dat raadsleden op grond van de omstandigheden ook moei lijkheden hebben met het inachtnemen van een volstrekte onpartijdig heid. In bestuursorganen zullen wij hiermee altijd geconfronteerd wor den, hoewel volstrekte onpartijdigheid zeer nastrevenswaard is. Mejuffrouw FAULUSSEN: Het ging over de verwevenheid van functies'. Wethouder BROEDERS: Ik heb dat heel goed begrepen. Ik heb toegegeven dat die verwevenheid een volstrekte onpartijdigheid in de weg zou kunnen staan» Daarnaast heb ik gewezen op andere omstandig heden. die bij een besluitvorming ook de volstrekte onpartijdigheid kunnen bemoeilijken» Hetgeen de heer Van Banning gesteld heeft vind ik wat moeilijk. De heer VAN BANNING: Dat zal wel'. Wethouder BROEDERS: Zijn betoog maakte de indruk dat hij zich afvroeg waarom wij vergaderingen uitgeschreven hebben, terwijl hij, de heer Van Banning, niet aanwezig kon zijn op die vergadering.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 580