581
29 MEI 1972
De heer VAN BANNING: U interpreteert mijn woorden op uw
bijzondere manier,'
Wethouder BROEDERS: Heb ik het slecht verstaan, mijnheer Van
Banning?
De heer VAN BANNING: U hebt het goed verstaan,
De VOORZITTER: Dan is nu het woord aan de. heer Broeders.'
De heer VAN BANNING: maar u interpreteert het op een
bepaalde manier.
Wethouder BROEDERS: Ik weet dat de heer Van Banning belang
stelling voor deze zaak heeft. Hij heeft zich erin verdiept en zijn me
ning op zijn eigen wijze naar voren gebracht» Als het college, niet
wetend welke leden wél dan niet aanwezig kunnen zijn, op een bepaald
moment een zaak aan de orde wil stellen, kan het met het tijdstip van
vergaderen met die aanwezigheid niet helemaal rekening houden»
De heer VAN BANNING: Ik heb het aan het college geschreven»
Wethouder BROEDERS: Dat neem ik aan, maar bij het vaststellen
van de vergadering is dat schrijven niet behandeld»
De heer Jansen merkte op da»' de raadsleden van de gevraagde
veertien dagen maar vier dagen gekregen hadden» Dit is voor tweeërlei
uitleg vatbaar» Men kan dit zien als een starre houding van het college,
dat denkt dat de raad wel met vier dagen tevreden zal zijn als hij er
veertien vraagt en men kan het college zien als een krenterig college,
maar ook kan men stellen dat het college, de vraag serieus overwegend,
overleggend met het waterschap en ermee rekening houdend dat het
waterschap liever heeft dat wij eerst beslissen en pas nadien contact
opnemen, wetend dat op Bouvigne. eigenlijk al op 1 juli begonnen moet
worden terwijl de besluiten nog goedgekeurd moeten worden en de voor
bereidingen nog getroffen moeten worden, zo bereidwillig is niet de oor
spronkelijke datum vast te houden, maar vier dagen uitstel te verlenen,
waarbinnen een weekeinde ligt, om zoveel mogelijk aan de. raad tege
moet te komen»
De heer JANSEN: Nog geen tien minuten geleden zei wethouder
Broeders dat hij de raad het hoogste college vindt» Mijns inziens maakt
hij er zich op dit moment dan maar weinig gemotiveerd vanaf»
Wethouder BROEDERS: kunt van ons verwachten dat wij duide
lijk van onze. mening doen blijken, maar de raad heeft het laatste woord.
Men mag niet van ons verwachten dat wij op elke vraag uit de raad
"ja en amen" zeggen. Ik bedank daarvoor want dan zouden wij ons
zonder motieven en zonder eigen overtuiging moeten opstellen.
De heer CRUL: Het wordt toch iets anders als zeventien leden van
de raad een dergelijk verzoek doen.'
Wethouder BROEDERS; Voor ons ligt er dan de vraag,hoe de ande
re leden er over denken» Het is best mogelijk dat een aantal leden het
op die datum best had willen laten doorgaan. Over het al dan niet be
handelen van dit voorstel heeft het college niets te zeggen, want daar-