29 MEI 1972
584
as
van Breda hiervan te. laten profiteren? Zouden zij toegang tot het park
kunnen krijgen? Zou dit park niet, zoals het geval is bij Wolfslaar,
voor het publiek geopend kunnen worden? Zal er, als permanente open-
i stelling niet mogelijk is, een regeling te treffen zijn voor een inciden
tele openstelling, bijv, bij culturele manifestaties zoals een beelden
tentoonstelling gedurende de zomermaanden? Dit zou van betekenis
zijn, want dan zou de, kasteeltuin nog functioneren voor de burgerij.
Hetzelfde geldt voor de kapel in het park. Er zou gezocht moeten
worden naar een mogelijkheid deze een plaats te laten behouden bij
de Bredase bevolking. Dit zou vele Bredanaars dierbaar zijn. Wordt in
dezen naar oplossingen gezocht?
Tenslotte rijst de vraag of het landgoed weer aan de gemeente
aangeboden zal kunnen worden als het waterschap ooit eens mocht be
sluiten het van de hand te doen. Gezien de vele, investeringen die straks
gedaan zullen worden op het terrein ziet het er niet naar uit dat dit spoe
dig zal gebeuren, maar ik zou graag zien dat de mogelijkheid openge
houden zou worden»
De heer SPANIER: Ik ben vanavond bijzonder slecht bij stem,
maar zal toch proberen mij verstaanbaar te maken. Dit voorstel is eigen
lijk tweeledig en een juiste beoordeling is eerst mogelijk als wij ons
afvragen wat wij in feite willen bereiken. Wij moeten daarbij uitgaan
van een aantal feitelijkheden» Bouvigne is, als gemeente-eigendom
dat als het ware uit een erfenis is verkregen, verhuurd op een langja
rig contract tegen een lage huur» De onderhoudskosten waren hoger dan
n de huuropbrengst. Het contract was voor de andere partij zeer sterk en
die partij heeft zich er een vermogenspositie mee verworven. Nu staat
Bouvigne ongebruikt» De gemeente heeft geen direct emplooi voor de
gebouwen, terwijl het bestemmingsplan het gebruiksdoel beperkt, wat
op zichzelf een gelukkig gegeven is. Bouvigne vormt voor het water-
schap een aantrekkelijk object, hoewel het waterschap mijns inziens
niet geheel in het bestemmingsplan en de daarbij behorende bebouwings-
jn voorschriften past» Wellicht is daar echter een oplossing voor te vinden.
Door de schuldenlast verkeren de stichtingen in feite in een staat
van faillissement. Om aan het laatste te ontkomen moet men het ver
mogen, dat gevormd is door het voor hen sterke huurcontract, te gelde
d maken. Er is voorts een aanzienlijke lijst van crediteuren, waaronder
vele kleine.
Met dit pakket gegevens moeten wij het in het voorstel bereikte
resuktaat beoordelen. Het moet de gemeente Breda iets waard zijn om
e het genoemde geheel tot een goede oplossing te brengen» Toen het wa
terschap nog niet als huurder, c. q. koper, op het toneel verschenen was,
was de vraag hoe van het huurcontract afgekomen zou moeten worden al
aan de orde. Procederen zou een manier zijn. Het eerste advies van de
stadsadvocaat wees uit dat hiervoor inderdaad gronden aanwezig wareri
in het huurcontract. Een later advies, uitgebracht na een confrontatie
en met mr» Jacobs en diens zienswijze leidde tot het aanraden van de weg
der minnelijke schikking. Men behoeft geen jurist te zijn om in te zien
dat een minnelijke schikking veelal te verkiezen is boven procederen.
Zeker in ons geval, waarin de tegenpartij een sterke positie inneemt en
de affaire bijzonder ingewikkeld is is dat het geval, want men kan ver
onderstellen dat het een zeer kostbare, en langdurige procedure zou kun
nen worden.
Hoewel het op zichzelf derhalve verstandig was te trachten door
een minnelijke schikking tot een oplossing te komen werd het dit helemaal
n,