585 29 MEI 1972 toen het waterschap als mogelijke koper ten tonele verscheen. Het resultaat dat in het voorstel aan ons voorgelegd wordt is dan ook alles zins bevredigend te noemen. Voor de gemeente zijn er geen verdere kosten aan onderhoud en eventuele restauratie, het gebouwencomplex krijgt weer een aanvaardbare bestemming, een niet onbelangrijke dienst blijft in Breda, wij kunnen ons verzekerd weten dat het mooie en deels historische complex behoed wordt voor verval en goed onderhouden zal worden, terwijl met de crediteuren een regeling getroffen kan worden waardoor de kleine direct hun geld kunnen ontvangen en de grotere deels direct, deels via een met hen te sluiten overeenkomst, Dat men de crediteurenregeling dwingend heeft op te/nemen in de met de stichting aan te gane overeenkomst is een pluspunt en een eervolle vermelding zeker waard, In het totaal zijn ons nogal wat cijfers verstrekt van taxaties, waarden van afzonderlijke gedeelten, vaststaande en niet-vaststaande verplichtingen en zeker niet verplichte vergoedingen. Ook ik heb wat met cijfers zitten stoeien. Zoals te verwachten was valt de betekenis en de herkomst van het bedrag van l| miljoen, aan de stichting uit te betalen, niet helemaal na te rekenen. Bij een minnelijke schikking is dat heel logisch. Het bedrag dat in zo'n geval aan de onderhande lingstafel tevoorschijn komt laat zich niet exact berekenen. Ik kan overigen;: mededelen dat ik met mijn berekeningen er heel dichtbij gekomen ben. Alles meewegend, inclusief de fouten die Breda des tijds gemaakt heeft door: privaatrechtelijk te gedogen dat er gebouwd werd; door het gebrek aan coördinatie bij de eigen diensten doordat men als publiekrechtelijk lichaam wél een bouwvergunning afgaf en geen verband legde met het bestaande huurcontract; door het nalaten te pro beren op een daarvoor geschikt moment de huur op een redelijker peil te brengen, bijv. om de onderhoudskosten dekkend te maken, moet ik zeggen dar het bedrag voor mij wel aanvaardbaar is. Daar komt nog bij dat het verkoopbedrag nog iets ligt boven de vergoedingen aan de stichtingen. Het verschif is onbetekenend en zal de kosten die de ge meente moet maken om dit totale resultaat te bereiken misschien nog wel dekken. Ik zou u willen vragen hoe hoog deze kosten zijn en waar aan zij besteed zijn. Uiteraard behoeft de gemeente hier niet aan te verdienen, want zij is tenslotte geen handelaar in vast goed. Heeft de gemeente destijds, toen het gebied waarin Bouvigne lag werd overgedragen, iets voor het gebouwencomplex betaald? Is het juist dat het waterschap aanvankelijk een prijs bood die beneden het nu overeengekomen bedrag van 1,4 miljoen lag? Vallen de kosten van het taxatierapport, dat op verzoek van de gemeente is uitgebrach*', onder de kosten die de koper vergoedt (zie artikel lf)? De heer VAN MERKOM; De bestudering van het voor ons iiggen- de gecombineerde, voorstel heeft van onze fractie ook wel enige ener gie gevergd. Wij menen er toch wel uitgekomen te zijn. Het is nl. mogelijk tot bepaalde opstellingen te komen door het voorstel te split sen en de. zaken op een rij te zetten. Wij hebben dat dan ook gedaan. Het vrijmaken van Bouvigne wil ik als eerste punt behandelen. Al ge ruime tijd leeft de gedachte hiervoor naar een oplossing te zoeken. Het college van burgemeester en wethouders komt nu met een con creet voorstel, nl. een betaling aa'n de Pius X-stichting van 1 miljoen. Wat krijgen wij eigenlijk voor dit bedrag? In de eerste plaats krijgen wij onze eigen grond en opstallen terug en kunnen daarmede V-^u/VVVUi-v-*

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 585