588 29 MEI 1972 de opleiding gezinszorg. Ik weet wel dat dit in eerste instantie geen gemeentelijke aangelegenheid is, maar toch verzoeken wij u deze school tijdens de verdere afwikkelingsfase uw hulp indien nodig met te onthouden. Ook hiervoor vragen wij dus uw bijzondere aandacht. Mijn laatste opmerking heeft betrekking op de tijd die de raad ter beschikking heeft gestaan voor het bestuderen van het voorstel. Voor een gedegen studie is de,beschikbare, tijd wel wat kort geweest. Dii is geen verwijt, maar houdt wel een dringend verzoek in om in het vervolg bij een soortgelijke ingewikkelde kwestie wat meer tijd te reserveren of de raad indien mogelijk vroegtijdig tussentijdse informa tie te verstrekken. Wij begrijpen heel goed dat besturen soms snelheid eist ten aanzien van het nemen van belangrijke beslissingen, maar beslist met altijd. Het moet meer een uitzondering blijven dan dat het een regel wordt, inzake de regeling met de Pius X-stichting en de ver koop van het Bouvigne-complex aan het Waterschap West-Brabant mogen wij echter geen enkel risico lopen. Wij mogen deze aansluiting beslist niet missen en hoewel de tijd voor studie beperkt was zijn wij met het oog op de belangen en vanuit onze verantwoordelijkheid, die mevrouw Van Nes zoëven zeer juist naar voren heeft gebracht, gaarne bereid onze steun aan het voorstel te verlenen, uiteraard met aanvaar ding van de daaraan verbonden financiële consequenties. De heer CRUL: Mede namens mejuffrouw Paulussen, mevrouw Willems en de heer Mensen wil ik graag het: volgende, naar voren bren gen. In de stukken wordt ook al vermeld dat deze beraadslaging wordt gehouden in vervolg op de debatten over Bouvigne, die in mei en juni 1971 plaatsvonden. Ik meen dar die debatten dan ook in de discussie van vanavond betrokken kunnen worden. Tijdens die debatten, waar mede in feite, al in februari 1971 een aanvang is gemaakt, werd gecon stateerd dat het vormingswerk voor Breda verloren was gegaan. De heer Van Loon heeft naar aanleiding daarvan een motie ingediend, die door de raad unaniem is aanvaard. In deze. motie werd het college verzocht alsnog stappen te ondernemen om het vormingswerk voor Breda te be houden, Wij hebben hierover verder geen informatie ontvangen, hoe wel wij daarover gezien de debatten over de orde niet altijd zeker kun nen zijn. Het ontbreken van informatie geeft mij echter aanleiding te veronderstellen dat er op dit punt door het college, geen resultaat ge boekt is. Het vormingswerk is dus verloren gegaan en bij de afwikkeling van het voorstel dat vanavond aan de orde is speelt dat mijns inziens toch nog wel mee, evenals het debiele van Bouvigne, waarin de heer Van Dun als voormalig directeur van Bouvigne een rol heeft gespeeld. Ik geloof dat dat in deze zaak toch niet over het hoofd gezien kan worden. Na het verlies van het vormingswerk werdt nu het Bouvigne- complex - zo komt het althans bij ons over - "om niet" aan het water schap overgedragen, waarbij de zaak van de Bouvigne-stichtingen een duidelijke rol speelt. De wethouder van financiën zal het met mij eens zijn dat wij in financiële termen vertaald Bouvigne toch eigenlijk weg geven. Wij hebben daar veel moeite mee en wij zouden dan ook graag van het college, vernemen of en in hoeverre het debiele van de beide Bouvigne-stichtingen in deze gehele, zaak een rol heeft gespeeld. Ik wil dan verder het voorstel op de, voet volgen. Met het water schap is een bedrag van 1,4 miljoen overeengekomen. Dit bedrag ligt 300. 000, - beneden de taxatiewaarde. Voor het accepteren van dit verschil gebruikt het college argumenten als het belang van het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 588