29 MEI 1972
594
lege een schriftelijke vraag gesteld ingevolge artikel 14. Die vraag
be'rof hex antwoord van de minister van C. R. M„ op de door de raad
aanvaarde motie van de heer Van Loon met betrekking tot voortzet
ting van hei vormingswerk binnen het Bouvignecomplex. Ik heb op
die vraag nog geen antwoord ontvangen, hoewel de daarvoor gestelde
termijn van drie maanden al ruimschoots overschreden is. Ik verwacht
van het college toch nog een schriftelijk antwoord.
De heer VAN BANNING: Zoals ik reeds gezegd heb is de. tijd van
voorbereiding op de behandeling van dit stuk uitermate kort voor mij
geweest. Toch wil ik trachten over het door het college gepresenteerde
voorstel enkele opmerkingen te maken. Ik wil dan uitgaan van een
opmerking van mijn fractievoorzitster, mevrouw Stockmaan, die ge
zégd heeft dat dit een belangrijk voorstel is en dat er grote belangen
mee gemoeid zijn. Tot zover kan ik het volkomen met haar eens zijn.
Het is een bijzonder belangrijk voorstel en er zijn bijzonder grote, be
langen met deze zaak gemoeid. Er is gesproken over een verkoop van
het complex aan het waterschap West-Brabant. De reële, uitkomst be
kijkend moet ik met andere sprekers zeggen dat nagenoeg de gehele
opbrengst niet naar de gemeenschap Breda gaat, maar naar de Pi us X-
stichting. Deze stichting zal er o. m. voor moeten zorgdragen dat
schulden die in mijn ogen zijn ontstaan door een wanbeleid, worden
afgewikkeld. Dit vind ik een bijzonder onjuist uitgangspunt. Wij zou
den moeten stellen: wat brengt het terrein, het kasteel en bijbehoren
de gebouwen bij eventuele verkoop op' Een bijzonder onbegrijpelijke
en te veroordelen gang van zaken binnen de gemeente Breda heeft er
toe geleid dat de stichting Bouvigne ten onrechte een gebouw op het
terrein heeft neergezet. De stichting heeft nl. een bouwvergunning
gekregen, die ongetwijfeld door het college van burgemeester en
wethouders is afgegeven, maar, datzelfde college dient een besluit
uit te voeren dat door deze raad genomen is. Dat besluit is vastge
legd in de overeenkomst met de Pius X-stichting en houdt in dat na
1937 niet .zonder toestemming van het college tot bouwen mag wor
den overgegaan. Die toestemming is nooit gegeven. Allerlei argumen
ten zijn aangevoerd en bijzonder belangrijke zaken zijn gepresenteerd,
zoals het aflossen van schulden en een aldaar gevestigde school die op
de een of andere manier zou moeten verdwijnen.
Dat alles moet door dit contract worden opgelost. Ik geloof dat wij
zo langzamerhand moeten komen tot een zakelijke, benadering van
deze zaken. Wij spreken hier over 5 ha grond. Deze grond is bebouwd
en er mag dus kennelijk op gebouwd worden. Snel uitgerekend schat
ik de waarde van de grond alleen al op 2| miljoen. Voor deze
2| miljoen krijgen wij niets terug. Het waterschap zal zich op
Bouvigne vestigen en wij geven het geld aan de Pius X-stichting.
Ik ben het met de heer Crul een? dat de hulp aan de crediteuren niet
als uitgangspunt mag dienen. Voor deze hulp is in de mei-vergadering
van 1971 wel belangstelling gevraagd, maar er is m. i. niet gevraagd
dat ten koste van de gemeente Breda te laten gaan. Er is gesteld dat
er uiteindelijk toch een oplossing zou moeten worden gevonden voor
deze problematiek, die als gevolg van een wanbeleid is ontstaan.
Ik heb ook nog bezwaren als gemeenteraadslid tegen de vesti
ging van het waterschap op Bouvigne. Laten wij om te beginnen aan
nemen dat het waterschap bereid is 1,4 miljoen te voteren.
Verder heeft het college zelf gesteld dat er nog voor ruim 2 miljoen
verbouwd zal moeten worden en tenslotte mogen wij ervan uitgaan