598 29 MEI 1972 gelegd od de inventaris,, In het stuk staat vermeld dat de belasting dienst bereid was de claim voor 55. 000, - te laten vallen. Ik heb mij met betrekking tot die inventaris eens georiënteerd. Die inventaris moet volgens mij veel meer waard zijn dan 55, 000, - en ik vraag mij dan ook af wat er met de inventaris gebeurd is en hoe een en ander verantwoord is. Waarom blijkt hiervan niets uit deze stukken? De heer Jacobs heeft in zijn brief van oktober 1971 zelf gezegd dat hij de inventaris beschouwt als een wezenlijk bestanddeel van de gebouwen en dat een en ander als zodanig door de gemeente Breda verplicht zal moeten worden overgenomen, Is de heer Jacobs inmiddels van idee veranderd? Ik blijf vragen waarom er geen alternatieven zijn uitgewerkt. Waarom heeft men zelfs niet aan de mogelijkheid gedacht om op Bouvigne bepaalde gemeentediensten te huisvesten7 Deze diensten zijn nu ondergebracht in gebouwen, die verspreid liggen en die aan zienlijke huurbedragen vei gen, Waarom is niet gedacht aan regionale funkties die tot ontwikkeling komen7 Breda wil toch zo graag een regionale funktie hebben In de nabije toekomst zal er ruimte moeten zijn voor allerlei groeperingen. Waarom kunnen wij de gezinszorg- school, die een paar jaar geleden speciaal voor deze vorm van onder wijs is ingericht, niet handhaven? Waarom moeten wij de gehele in ventaris zomaar verloren laten gaan7 Waarom behouden wij het kas teel niet voor de stad Breda7 De grond wordt gewaardeerd op f 700, 000, De heer Van Banning heeft overigens al een veel hoger bedrag genoemd. Ik weet niet wie ik in deze. als deskundige moet beschouwen, maar in ieder geval lijkt een bedrag van 700, 000, - mij toch wel minimaal. Waarom krijgt de gemeente dat minimale bedrag niet? De grond is toch eigendom van de gemeente? Verder wil ik het college vragen mij nu eens duidelijk te maken hoe het zit met de werkgelegenheid en de regionale funktie. In het eerste persbericht dat het college heeft doen uitgaan doet het college het voorkomen alsof deze twee argumenten de belangrijkste zijn. Ik wil hierbij graag het volgende opmerken. Werkgelegenheid is geen aangelegenheid van de stad Breda; dat hebben wij enige tijd geleden geconstateerd. Werkgelegenheid moet gezien worden in het licht van de regio en het gewest. Wij hebben dat allemaal onderschreven. Nu komt er een stuk uitbreiding van werkgelegenheid in dat gewest. Ik neem althans niet aan dat dat waterschap West-Brabant in Den Haag of' Groningen gaat zitten; ik neem in ieder "geval aan dat het waterschap ergens in West-Brabant huisvesting zal vinden. Waarom moet de stad Breda nu zo hoognodig dat waterschap binnen haar poorten hebben? Ik vind het spreken over werkgelegenheid in dit verband een vals argu ment. Het is duidelijk dat het waterschap meer mensen zal moeten aantrekken en dat blijft dan alti jd binnen de regio. Ik geloof dat wij als gemeente Breda met name meer regionaal moeten denken. Hiermede kom ik terecht bij de regionale funktie van Breda, Ik heb mij vaak afgevraagd hoe het komt dat andere gemeenten zo moeilijk kennen en willen samenwerken met Breda. Ik kan hiervoor voor mijn gevoel nu een uitleg geven: als de gemeente Breda volhardt in de mentaliteit om alles naar zichzelf toe te halen dan hanteert zij daarmede niet een samenwerkingsmodel, maar werkt zij volgens het concurrentiemodel. Men haalt dan alles naar zichzelf toe om zichzelf dik te maken en daarmede een machtspositie op te bouwen. Ik kan mij voorstellen dat de andere gemeenten hiertegen ernstige bezwaren maken en ik meen, als ik het verslag in "De Stem" tenminste goed gelezen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 598