603 29 MEI 1972 Meerdere raadsleden hebben gesproken over de prijs die het waterschap voor het complex zal betalen. De heer van Banning schat alleen de grond al op een veel hoger bedrag dan 1, 7 mil joen. Wij hebben het complex door iemand laten taxeren, van wie wij mogen aannemen dat hij deskundig is op het gebied van der gelijke taxaties. Hij schatte het complex dus op 1, 7 miljoen, maar gaf daarbij ook te kennen dat het taxeren van dergelijke com plexen altijd een moeilijk gegeven is. Ik weet dat het waterschap ook een taxatie heeft laten verrichten; de heer Crul heeft daarop ook gewezen. Deze taxatie kwam uit op mim l| miljoen. Ik geloof dat wij als leden van het college deze taxaties dan toch wel als een gegeven moeten zien. Bij de onderhandelingen spelen dan twee zaken mee-, de uiterste prijs waartegen de verkoper zijn goed wil afstaan en het bedrag dat de can diaaat-koper, die het goed voor zijn doel wil gebruiken, het misschien niet helemaal ideaal aantreft en er derhalve nog veranderingen in zal moeten aanbrengen, ervoor wil geven. Men zit dan in een typische onder- handelingssfeer, waarbij men achteraf nooit zal kunnen zeggen of het resultaat het maximaal bereikbare is geweest. Ik meen hiermede de heer van Merkom, die een aantal positieve geluiden heeft laten horen, met betrekking tot de verkoop nog een argument meegegeven te hebben. De heer Kramer heeft ook gepleit voor een soepele houding van het waterschap tegenover het publiek. Wij hebben al toegezegd hier over met het waterschap contact te zullen opnemen. De heer Kramer betreurt het verloren gaan van een passend complex voor het vor mingswerk. De motie van Loon is in dit verband door een ander raadslid genoemd. Ik weet niet of mijn collega, de heer Mans, hierover misschien nog een opmerking wil maken. Op dit terrein draag ik niet de eerste verantwoordelijkheid. Ik meen mij wel te herinneren dat duidelijk is komen vast te staan dat het Bouvigne- complex in zijn tegenwooidige staat toch niet voor het vormings werk geschikt is en dat het ook niet op een redelijke wijze te exploiteren is. De heer Kramer heeft naar ik aanneem al begrepen dat wij al onze medewerking zullen verlenen ten aanzien van de huisvesting van de school vooi gezinszorg. Tenslotte heeft de heer Kramer gezegd dat het geen regel moet worden dat voor dergelijke belangrijke zaken zo n korte studietijd beschikbaar is. Dat is ook duidelijk niet onze bedoeling. Wij hebben onze argumenten voor een snelle beslissing over het voorstel genoemd. De heer Crul heeft gezegd: we geven het complex weg. Ik heb soms wat moeite met de formuleringen. Ik weet dat een en ander wel eens anders overkomt dan bedoeld is. Mogelijk ligt dat aan de wijze van formuleren en ik schakel hierbij mijzelf niet uit. Ik weet bijna zeker dat wat ik nu ga zeggen helemaal verkeerd overkomt. Ik wil nl. zeggen dat wij ons uit een financieel oogpunt bezien gelukkig zullen mogen prijzen als wij van het complex afkomen. Ik weet wel dat dat een eenzijdige benadering van de gehele zaak is, maar de zaak is zo mistig, er zijn zoveel complexe verplich tingen en het huurcontract dat rustig slecht genoemd kan worden veroorzaakt zoveel meer lasten dan lusten, aat het bezit van het complex een last voor ons woidt en wij blij mogen zijn als wij ervan afkomen. Deze benadering is toch niet zonder betekenis. Het voorstel hangt nl. ook samen met de belangrijke vraag hoe wij de mist moeten laten optrekken rond de ingewikkelde juridische

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 603