605 29 MEI 1972 door aandacht te schenken aan de crediteurenpositie. Theoretisch is het nl. mogelijk dat een regeling wordt getroffen voor die stich tingen, waarmede wij op het juridische vlak te maken hebben. De crediteurenzaak zou dan toch een bijzonder nare bijkomstigheid zijn, die achteraf moeilijkheden en stof tot overpeinzing zou kunnen geven. Over de nieuwe weg Breda-Baaile-Nassau kan ik niets vertellen. Bij de onderhandelingen is deze weg noch van mijn kant, noch van de kant van het waterschap in het geding geweest. Ik weet niet of mijn collega van openbare werken hierover iets naders kan zeggen, mijnheer ae voorzitter. De heer Crul heeft nog het punt "goede trouw" naar voren ge bracht. Het is bekend dat de juristen ten aanzien hiervan tegen over elkaar staan. Ik heb het gehele dossier nagelezen en ik heb wel de indruk dat er van de zijde van de gemeente ten aanzien van de kwade trouw een vraagteken gezet zou moeten worden. Ik spreek dan niet over kwade trouw in de juridische zin van het woord, maar van menselijke kwade trouw. Men kan ten aanzien van dit punt natuurlijk van mening verschillen. De gemeente was echter op de hoogte van datgene wat op Bouvigne gebeurde op het moment dat de onderhandelingen over de sanering van de juridische verhouding begonnen. De heer Crul heeft gezegd dat de besprekingen over de erfpachtkwestie mislukt zijn, omdat de Pius X-stichting niet aan een oplossing wenste mee te werken. Ik zou dat toch minstens ge nuanceerder willen zeggen. In het dossier heb ik een brief zien lig gen, waarin de Pius X-stichting ons bericht in principe wel met de regeling accoord te gaan, maar dat er ten aanzien van de andere stichting en achterstallig onderhoud nog regels zullen moeten wor den opgesteld. Daaruit leid ik dus af dat de gemeente bekend was met cfe feitelijke situatie op het complex en bereid was daaraan iets te doen. Ik durf niet te zeggen in hoeverre er juridische gevolgen zijn; ik weet dat niet. Ik kom nu aan een ander punt dat ook bij anderen speelt, nl. de grote waarde van het behoud van het kasteel, tuin etc. voor de stad! Wij zouden een en ander nu "om niet" wegdoen. Hoewel ik de reakties aan de ene kant wel kan begrijpen verbaas ik mij er toch wel over. Misschien speelt het kasteel bij een aantal Bredase burgers emotioneel een rol. Ik vind dat toch wel opvallend, omdat het com plex tot nu toe wel formeel in het bezit van de gemeente was, maar zij er feitelijk geen zeggenschap over had. Toch kan het voor het gevoel van een aantal mensen een rol meespelen. De heer Crul heeft uit het taxatierapport geciteerd, In dat rapport wordt het kasteel zon der waarde getaxeerd, juist omdat de voorzieningen die in het kas teel nodig zijn bijzonder kostbaar zullen zijn. Zoals bekend moet er nog al het een en ander aan het kasteel gebeuren en als wij het kasteel met tuin en kapel voor de stad Breda zouden willen behouden dan zouden wij een aantal zaken in ons bezit houden die kostbaar zijn ten aanzien van investering en exploitatie. Ik ben over de op stelling van een aantal raadsleden dan ook wel enigszins verbaasd. Men heeft ten aanzien van bepaalde onderdelen al zo duidelijk zijn opvattingen laten blijken- de heer van Os gaat er overigens nog ver der op in. De heer VAN OS: Is het waterschap misschien bereid om meer te betalen als het het kasteel niet neemt? Dat moet ik uit uw woor den afleiden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 605