29 MEI 1972 606 De heer BROEDERS: Ik zou het niet durven zeggen. Men heeft het "om niet" getaxeerd. Dat betekent dus dat het precies gelijk ligt, mijnheer van Os, Wij zouden het kasteel, indien het water schap het eventueel zou willen afstoten, misschien voor niets kun nen krijgen, maar zouden ons dan onmiddellijk een aantal verplich tingen op de hals halen. Met het waterschap hebben wij echter on derhandeld over het gehele complex. De heer van Overveldt heeft ook over het voorkeursrecht ge sproken. Ik geloof dat ik hieiop niet verder meer behoef in te gaan, evenmin als op het gebruik van het kasteel en de tuin, ten aanzien waarvan ik heb toegezegd met het waterschap te zullen gaan praten. De heer van Os heeft gezegd dat het hier om een voorstel gaat, waarover haastig en noodgedwongen beslist moet worden. De con sequenties van aanvaarding van het voorstel zijn volgens hem ver strekkend en onherroepelijk. Ik kan dat gedeeltelijk onderschrijven, mijnheer de voorzitter hoewel ik toch moet zeggen dat wij er veel tijd aan besteed hebben. Ik geloof ook dat de raad en de afdelingen er veel tijd aan besteed hebben. Wij ontkomen echter niet aan het feit dat wij hu met elkaai voor een beslissing gesteld zijn. Je kan dat al dan niet prettig vinden, maar ik geloof dat je ei het ver standigst aan doet zo goed mogelijk informaties te verzamelen en te verstrekken en er daarna over te praten. De heer van Os heeft gesteld dat wij nu de kans hebben om het complex in eigen han den te krijgen. Ik moet daarbij toch een vraagteken zetten. Bij de onderhandelingen is gebleken dat de stichtmgen willen meewerken aan een transactie in combinatie met het waterschap, juist omdat het ook deze stichtingen wat waard is om tot deze oplossing te ko men. Laten wij echter veronderstellen dat men bereid zou zijn de gehele zaak in een vrijwillige transactie -- dat is natuurlijk essen tieel -- voor 1 1/4 miljoen aan ons over te doen. Ik geloof dat wij daarmede toch een pioblematiek aansnijden, die ik in het be gin van de vergadering al te berde heb gebracht. Wij zullen ons dan nl. moeten gaan afvragen wat wij dan zullen moeten doen. Wij zullen ons dan voor nog meer vragen gesteld zien dan op dit moment het geval is. Ik ga niet in op de "faits et gestes" van het waterschap als zodanig; ik geloof niet dat dat mijn taak is. In de openbare ver gaderingen van het waterschap zal deze zaak mijns inziens juister en beter aan de orde kunnen komen. De heer van Os is van mening dat Breda nogal eens iets heeft en zelden iets goeds. Ik moet u zeggen dat ik tot op dit moment nog vind dat wij hier iets goeds hebben. Mevrouw van Nes heeft gesproken over de school voor gezins zorg, die nu vrijgemaakt zal worden, en vestigt er de aandacht op dat de school in verhuurde toestand getaxeerd is. Ik wil een en an der graag verduidelijken. De taxatie had wel betrekking op de waarde van de school in verhuurde toestand, maar een belasting van cessie was in deze taxatie uiteraard niet begrepen. Zij kon daarin ook niet begrepen zijn. Bij de vrijmaking van het gebouw speelt deze cessie natuurlijk wel een rol. Bij de besprekingen zaten wij met de narig heid dat er een huurcontract is dat tot 1995 geldig is. In dit contract is opgenomen dat de huurpenningen aan een ander toekomen. Wij zouden, indien wij op dit moment het gebouw van de school voor gezinszorg in eigendom zouden hebben, te maken hebben met het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 606