613 29 MEI 1972 met betrekken van de crediteuren bij de minnelijke schikking be treur. Ik heb nl. heel bewust de crediteurenregeling een pluspunt genoemd. Misschien houdt dit wel verband met mijn wat andere geaardheid. Mijn opvattingen stammen nl. nog uit de tijd, waarin men het als een erezaak zag niet failliet te gaan. De heer VAN MERKOM: Ook wij willen in tweede termijn nog iets zeggen. Wij willen inderdaad dat het kasteel behouden blijft en wel in goede staat. Wij zijn blij met de toezegging van de wethouder aat hij contact zal opnemen met het waterschap om na te gaan op welke tijdstippen het kasteel en het park eventueel voor het publiek zal kunnen worden opengesteld. Wij willen de wethouder verzoeken de raad of de afdelingen op de hoogte te brengen van de reactie van het waterschap. Wij blijven ons erover verheugen dat de verkoop van het kasteel niet in de speculatieve sfeer terecht komt. Er is zelfs vooi de vestiging van het waterschap op Bouvigne al een wijziging van het bestemmingsplan nodig en voor een Ameri kaan zou heteelfde gelden. Wij onderstrepen nog steeds de centrum- funktie van Breda. De wethouder heeft medegedeeld dat de gemeente jaarlijks 8. 000,-- aan het complex ten koste moet leggen en wan neer wij de afkoopsom op ongeveer 240,000,-- schatten en deze over 55 jaar uitstrijken dan blijkt dit toch altijd nog goedkoper te zijn dan het handhaven van het huurcontract. Verder blijven wij erbij dat er voor de kleine crediteuren een oplossing en niet dé op lossing gevonden is. Onze fractie is unaniem van mening met het voorstel van het college mee te kunnen gaan. Wij staan nl. zeer positief tegenover de vestiging van het waterschap in Breda. De heer SEVERENS- Ik had graag van het college wat infor matie willen hebben over de argumenten met betrekking tol de werkgelegenheid en de centrumfunktie van Breda. Jammer genoeg liet net college in eerste instantie na de raad hierover te infor meren, zodat ik over die punten nu niet kan spreken. In tweede termijn worden wij dus opnieuw voor het blok gezet. Verder is gesproken over het cadeau geven van 1 1/4 mil joen aan de Pius X-stichting. Ik geloof dat dat een misverstand is en ik wil dat dan ook graag uit de weg ruimen. De Pius X- stichtrng zal, indien zij de schulden van de Bouvigne-stichting gaat betalen, veeleer als slachtoffer van het Bouvigne-debÊcle gezien moeten worden dan als bevoordeelde. De heer AMERICA In de eerste ronde heb ik inderdaad ge zegd dat hier alleen maar fel verzet en protest op zijn plaats is. Ik accepteer dan ook helemaal de wijze waarop de heer Broeders mij benadert. Ik geloof nl. dat dat de enige sfeer is waarin op dit moment gepraat kan worden. Toch heb rk enkele vragen gesteld en ik zou het prettig vinden indien ik daarop in tweede instantie een antwoord krijg. De heer Broeders is b. v. niet ingegaan op de kwestie van de inventaris en ik geloof dat die inventaris toch een wezenlijk bestanddeel van het gehele Bouvigne-complex uitmaakt. Het desbetreffende bedrag kan ik nog steeds niet terugvinden. Ik heb ook een enorme behoefte aan een uitleg over de rela tie tussen enerzijds de werkgelegenheid en anderzijds de regionale funktre van Breda. Ik zou het toch bijzonder op prijs stellen als de heer Broeders mij zijn zrenswijze hierover zou kunnen mede delen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 613