614 29 MEI 1972 Tenslotte wil ik het volgende punt aan de orde stellen. Ten aanzien van de twee besluiten die straks in stemming komen wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste en tweede betaling. Dat onderscheid wordt gemaakt met betrekking tot de gezinszorg kwestie. Voorzovet mijn informaties luiden kan het bestuur van de Stichting School tot Opleiding Gezinszorg niet instemmen met de alternatieven die door de gemeente Breda worden aangeboden. Gaat bij niet-aanvaarding van de alternatieven het gehele voorstel met door of wordt het gehele Bouvigne-complex dan enerzijds uit gekocht voor 850,000,-- en anderzijds verkocht voor 1 mil joen? Wordt de kwestie gezinszorg er dan helemaal uitgesneden, zodat de tweede betaling niet behoeft plaats te vinden? Hoe moet ik dit alles zien? Moet het aanbod als één geheel gezien worden en gaat het in zijn totaliteit niet door als éen stukje van de puzzel niet gevonden wordt of gaat het dan gedeeltelijk niet door? De heer VAN BANNING Ik moet zeggen dat ik er bij de be antwoording door de wethouder bijzonder karig van afgekomen ben. Ik meen dat ik vrij uitvoerig over de zaak gesproken heb. Ik had dan toch ook wel mogen verwachten dat er van de zijde van het college iets diepgaander op de door mij aangevoerde argumenten zou zijn ingegaan. Ik kan nu twee dingen doen. Ik kan zeggen: als het zo gaat dan kan ik er net zo goed mee stoppen. Ander zijds heb ik toch wel de behoefte om nog even op een paar punten te wijzen. De wethouder heeft gezegd niet in te zullen gaan op de "faits et gestes" van het waterschap. Dat vind ik zonder meer onjuist. Het waterschap moet zelf weten wat het doet, maar wij zitten hier wel om de belangen van de inwoners van de gemeente Breda te behartigen. Het waterschap meent geld uit te moeten geven voor een nieuwe huisvesting, die misschien elders goedkoper en in een doelmatiger gebouw zou kunnen worden gevonden ik heb toch altijd nog wel redenen om dit op te merken. Ik wil dan toch wel van het college de uitspraak horen dat het met de handelwijze van het waterschap niets te maken heeft. Mijn tweede punt heeft betrekking op de onderhandelingen met het waterschap over de verkoop van het Bouvigne-complex. Ik heb in eerste instantie aangevoerd dat er misschien nog wel alternatieven mogelijk zijn. De wethouder heeft daarop verklaard dat de gehele situatie rondom Bouvigne verschrikkelijk mistig is en dat wij ons zelf uit economisch oogpunt bezien zelfs wel geluk mogen wen sen met deze mogelijk vrij goede transactie. Ik geloof niet dat dit een vrij goede transactie zal kunnen zijn. Ik geef toe dat de materie complex is, maar ik kan mij niet voorstellen dat de si tuatie zo mistig is dat het zelfs met assistentie van zeer veel des kundigen niet mogelijk is om deze mistige situatie tot klaarheid te brengen. Ik vraag mij dan ook af of het college niet eens ge probeerd heeft om ae zaken uiteen te rafelen. De Plus X-stichting en de Bouvigne-stichting worden duidelijk als twee afzonderlijke stichtingen gezien. Zij willen kennelijk niets met elkaar te maken hebben. De Plus X-stichting zou immers anders al eerder opge komen zijn voor de schulden van de Bouvigne-stichting. Dat is niet gebeurd. De Bouvigne-stichting heeft op grond van de ge meente een gebouw gezet. Welnu, laten wij dan eens nagaan of het niet mogelijk is om eens afzonderlijk de zaak van de stichting Bouvigne

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 614