615 29 MEI 1972 te gaan bekijken. Ik meen dat de jurist hierop geen antwoord geeft in ieder geval is het mij niet bekend. Ik weet zeker dat wij een grote vordering op de stichting Bouvigne hebben. Ik weet ook zeker dat deze stichting een gebouw op Bouvigne heeft neer gezet en dat dat eigenlijk niet had behoren te gebeuren, de ver antwoordelijkheid hiervoor zou misschien nog bij het toenmalige college gelegd kunnen worden. Ik meen uit het advies van de stadsadvocaat begrepen te hebben dat dat gebouw uit juridisch oogpunt bezien eigendom van de ge meente Breda is. Misschien zou het met het oog op een goede gang van zaken noodzakelijk zijn dat wij een vergoeding geven, aangepast aan de waarde van het gebouw voor de gemeente Breda op dit moment. Natuurlijk zouden wij dan moeten beginnen de vordering die wij op de stich ting hebben in mindering te brengen, dat is een duidelijke zaak. De stichting moet dan met datgene wat zij nog over heeft maar doen wat zij denkt dat noodzakelijk is. Ik weet niet of zij dan nog door anderen aan haar jasje getrokken zal worden: daar blijf ik dan maar buiten. Vervolgens zouden wij ook nog eens met de Pius X-stichting kunnen gaan piaten. In de stukken die hier voor mij liggen staat duidelijk dat er aan het terrein een bestemming gegeven is. Er is geen enkele reden om de Pius X- stichting toestemming te geven het terrein voor iets anders te bestemmen. Dat laatste zou nl. op zeer zakelijke gronden moeten geoeuren en dan gaan wij dus niet in zee met de Pius X-stichting, dat zouden wij mijns inziens dan eventueel wel met anderen kunnen doen. De Pius X-stichting heeft niets anders te doen dan uitvoering te geven aan het bestemmings plan en als zij dat niet kan dan is dat een argument om het con tract te gaan herzien. De wethouder heeft gezegd: "als ik de heer van Banning goed begrepet heb dan is hij van mening dat wij 1 1/4 miljoen cadeau geven aan de Pius X-sticfeting. Ik vind dat bepaald geen sterke uitdrukking, want wij zullen voor enkele febouwen toch wel een uitkering moeten geven» De wethouder eeft mij dan niet goed begrepen en ik vind zijn redenering toch wel erg simplistisch. Ik geloof dat de wetgever ten aanzien van het opheffen van overeenkomsten toch ook wel het een en ander ge regeld heeft. Dat zou dan misschien wel kunnen gaan in de door de wethouder aangegeven richting. Voor bepaalde gebouwen zouden wij misschien inderdaad een uitkering moeten doen, waarbij wij ons uiteraard zouden moe. ten baseren op de ouderdom van de gebouwen en het nut dat zij voor de gemeente Breda nog zouden kunnen heb ben. Waarschijnlijk is het voor de Pius X-stichting beter als dit via een minnelijke schikking opgelost zou kunnen worden, maar als dit niet mogelijk is dan zou het toch maar eens op een andere manier geprobeerd moeten worden. Ik zie helemaal niet in dat dat zoveel moeilijkheden zal opleveren. Laat het dan wat tijd kosten; nu krijgen wij niets, dat weten wij zeker. Ik ben er echter van overtuigd dat er als wij er wat aan doen wel wat uit de bus komt. Men heeft vroeger een duidelijke scheidslijn tussen die stichtingen getrokken; laten wij dat dan ook maar rustig doen. Er is verder gesteld dat men met met de huurster gepraat heeft, maar met de heer Jacobs. Ik vind dat toch wel een nare ontwik keling. Vroeger heeft het college eens gepraat met de strchting Bouvigne, terwijl de Pius X-stichting de huurster was. Daarvan hebben wij goed de wrange vruchten mogen plukken. Nu wordt er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 615