29 MEI 1972 616 weer gepraat met een mijnheer Jacobs die naar mijn weten de per celen van de stichting Bouvigne toch niet gehuurd heeft. Hoe zit dat nu precies in elkaar? Moeten wij er met voor oppassen dat wij straks weer onze vingers branden? Wij zitten hierover nu de hele avond te praten en de wethouder stelt dat de gehele overeenkomst nietig is als het bestuur van de gezinszorgschool met een en ander niet accoord gaat; ik heb dat althans begrepen. Ik vind dat in zo'n belangrijke zaak dat overleg met het bestuur toch wel op zijn minst had moeten plaatsvinden en uit het ontbreken van dat overleg blijkt zelfs ook dat ook het college nog meer tijd had moeten hebben om deze zaak behoorlijk te behandelen. Wij hebben er al niet voldoende tijd voor gehad, het college heeft veel meer tijd gehad en weet het nu nog met. Ik vind dat op zichzelf toch wel een bij zonder kwalijke zaak. Wij hebben ook nog gesproken over de argumenten van de heer Jacobs. Ja, die naam staat er nu eenmaal, maar ik neem aan dat het niet de argumenten van de heer Jacobs zijn, maar van zijn opdrachtgever. Ik meen duidelijk gesteld te hebben waar om ik deze argumenten niet goed vind. De wethouder heeft daarop geantwoord dat een aantal zaken redelijk is. Nu wil ik toch wel graag weten welke punten in de argumenten van de heer Jacobs redelijk te achten zijn. Ik zie die punten niet zo direct zitten, maar misschien kan de wethouder mij een en ander verduidelijken. Mijns inziens heeft alleen de stadsadvocaat goede argumenten naar voren gebracht en zijn de argumenten van de heer Jacobs gebaseerd op emotionele gronden. De heer Spanjer heeft gezegd met opzet niet over de credi teuren te hebben gesproken en vindt het voorkomen van een fail lissement toch wel erg belangrijk. Natuurlijk is dat belangrijk, maar is de gemeente nu geroepen om het faillissement van aller lei particuliere stichtingen te voorkomen? Ik vraag mij af waar wij dan heengaan. Het niet-failliet gaan is een erezaak, maar de verantwoordelijkheid hiervoor ligt mijns inziens bij de besturen en leiders van dergelijke stichtingen en ik meen dat het niet de taak van de gemeente is om dit allemaal op te vangen. Mijnheer de voorzitter, u heeft graag dat wij ons bij het spre ken beperkingen opleggen en ik wil het aan ook hierbij maar laten. De heer CRU-L: Ik heb in eerste instantie nog een vraag ge steld over de taxatie die het waterschap heeft laten verrichten. Deze taxatie, die uitgekomen is op 1.550.000,--, zal wel hebben plaatsgevonden voordat de onderhandelingen besloten waren. Ik meen dat bepaalde leden van het college op de hoogte moeten zijn geweest van dit bedrag. Ik heb gevraagd of dit inderdaad zo is en of die wetenschap een rol heeft gespeeld bij de onder handelingen. Ik geloof nl. dat het belangrijk kan zijn als je weet wat de andere partij wil bieden. De informatie die de wethouder over de mening van de heer van Caulil gegeven heeft vind ik toch wel een beetje kwalijk. In de eerste afdelingsvergadermg over Bouvigne bleek dat dit voor de K. V. P.-fractie een belangrijke zaak was en de heer van Caulil heeft daarvan dan ook duidelijk blijk gegeven door te stel len dat hij en met hem meerdere leden van de K. V. P. -fractie ervan uitgingen dat de gemeente in aanmerking zou moeten komen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 616