623
29 MEI 1972
nog de definitieve vestiging van het waterschap in Breda inhoudt,
hetgeen door het college hoog gewaardeerd wordt. Het college is
dan ook van mening de raad dit voorstel te mogen voorleggen.
De heer van Banning heeft ook nog gevraagd welke argumenten
van de heer Jacobs nu wel redelijk te noemen zijn. Om dat uit
te maken zou mijns inziens een aparte commissie moeten worden
benoemd. Ut rechte zou het juridisch kunnen woiden uitgemaakt;
ten aanzien van de iedelijkheid zou het op een andere manier
moeten gebeuren.
De heer Crul is nog teruggekomen op de taxatie die het water
schap heeft laten verrichten. Ik kan u zeggen dat diegene die tij
dens de onderhandelingen namens het college optrad van deze taxa
tie niet op de hoogte was, bij de onderhandelingen als zodanig heeft
deze taxatie dus geen rol gespeeld.
De heer Crul vindt mijn antwoord met betrekking tot de mening
van de heer van Caulil kwalijk. Ik zou in dezelfde geest kunnen
antwoorden. De heer Crul heeft nl. gezegd dat deze kwestie een
belangrijke zaak in de K. V. P. vormde. Op dat moment was deze
zaak in de K. V. P. echter duidelijk nog niet aan de orde geweest
en de opmerking van de heer Crul is dan ook kwalijk te noemen.
Het is nl. met bekend geworden dat de zaak in de K. V. P. een
dergelijke rol speelde en ik moet u zeggen dat een en ander zelfs
in ae laatste vergadering die ik heb bijgewoond niet zo duidelijk
aan de orde is geweest.
De heer CRUL: Ik meen dat de heer van Caulil op dit terrein
de specialist van de K. V. P. is. Hij heeft ook duidelijk laten merken
dat zijn stem daarbij van invloed kan zijn.
De heer BROEDERS: Ik geef toe dat de heer van Caulil de specia
list op dit terrein is, maar het kan gebeuren dat fracties toch niet
helemaal handelen zoals specialisten voorstellen.
Ten aanzien van de verkoopprijs is de verhuurde staat van het
gebouw van de School tot Opleiding Gezinszorg nog even ten to
nele gevoerd. Achteraf ben ik er blij om dat ik de taxatie van het
waterschap wel ken. Laten wij eens veronderstellen dat onze taxatie,
gebaseerd op de gezinszorgschool in verhuurde staat, bij met-verhuurde
staat hoger zou zrjn geweest. Het al dan niet verhuurd zijn van de
gezinszorgschool heeft de taxatie van het waterschap niet beïnvloed.
Het enig resultaat zou dan ook zijn geweest dat beide taxaties ver
der uit elkaar zouden liggen. Ik heb al gezegd dat ik niet kan be
oordelen voor welk bedrag de gezinszorgschool, indien zij in niet-
verhuurde staat zou worden opgeleverd, hoger zou worden gewaar
deerd.
De heer Crul heeft verder opgemerkt dat alle adviezen van
de stadsadvocaat met betrekking tot deze zaak terzijde worden ge
schoven. Ik meen dat de heer Crul dan toch geen recht doet aan
datgene wat tussen het college en de stadsadvocaat aan de orde
is geweest. Wij hebben de stadsadvocaat heel duidelijk om juri
dische adviezen gevraagd. Die juridische adviezen zijn gegeven,
maar de stadsadvocaat heeft ook altijd nog gezegd dat een min
nelijke schikking de voorkeur verdient. Bij juridische adviezen
speelt de kwestie van redelijkheid en billijkheid niet mee. Het
is natuurlijk wel belangrijk geweest dat wij bij onze onderhande
lingen gebruik konden maken van de adviezen van de stadsadvocaat;