625 29 MEI 1972 en dat gebeurt dan ook op zeer korte termijn. Het waterschap is bereid om een tijdelijke huisvesting van de gezinszorgschool in het Vakantiehuis toe te staan, maar het Vakantiehuis zal gezien de totale ontwikkeling van het waterschap vrij snel door het water schap worden betrokken. Tenslotte heeft de heer van Os nog gezegd dat wij het risico lopen dat wij een paar ton op tafel moeten leggen om de opleiding gezinszorg in Breda te kunnen continueren. Ik geloof dat niet. De heer VAN OS: Vanwege de werkgelegenheid b. v. De heer BROEDERS: Voorzitter, u moet mij maar niet kwalijk nemen dat ik iets over die opmerking zeg. Ik vind dat toch geen manier van debatteren. Wij hebben het argument van werkgelegen heid naar voren gebracht. Dat argument wordt in twijfel getrokken en dat mag ook in twijfel getrokken worden, maar ik geloof dat het niet past om, als het college het argument inbrengt dat werk gelegenheid in Breda toch van betekenis is voor mensen in onze stad die met dat werk de kost moeten verdienen voor zichzelf en hun gezinnen, de opleiding voor gezinszorg die ook van bete kenis voor onze stad is maar een geheel ander karakter heeft hierbij op deze manier te betrekken. Ook wij kennen waarde toe aan de opleiding voor gezinszorg, maar het beschikbaarstellen van een paar ton voor continuering van deze opleiding komt in de door de heer van Os veronderstelde vorm niet aan de orde. De school voor ge zinszorg moet nl. met de stichting nagaan of het gebouw ontruimd kan worden; anderzijds zou het mogelijk kunnen zijn dat wij een accommodatie aanbieden, dre enkele voorzieningen vraagt. Deze zouden dan in de huur doorberekend kunnen worden. Ik geloof dat wij et dan geen paar ton op toeleggen. Wij zijn bereid om op een redelijke wijze medewerking te verlenen aan de huisvesting van de gezinszorgschool en als aat tot consequentie zou hebben dat een bestaande accommodatie enigermate zou moeten worden aangepast, waarvoor een redelijke huur zou worden betaald, dan geloof ik dat daartegen geen enkel bezwaar in te brengen is. De heer van Os heeft ook nog opgemerkt dat nog niet vast staat dat een gerechtelijke procedure zou leiden tot overschrijding van het bedrag van 1 1/4 miljoen. Ik meen dat ten aanzien van de duur, de kosten en de uitslag van een gerechtelijke procedure pas dan iets vastgesteld kan worden als de procedure achter de rug is. Ik geloof dat wij duidelijk hebben aangetoond dat tegen het voeren van een dergelijke procedure vrij veel bezwaren aan te voeren zijn. Mevrouw van Nes heeft ook nog een opmerking gemaakt over de vrije oplevering van de gezinszorgschool en ik geloof dat hierbij toch een misverstand in het spel is. In ons stuk hebben wij erop ewezen dat het vrij opleveren van de gezinszorgschool voorzover et de cessie betreft naar onze mening op een bepaalde wijze gewaardeerd zou mogen worden, omdat het drukken van de cessie op de huur van de gezinszorgschool een bijzonder naar gegeven is. Het gaat hierbij dus niet om het verhuurd zijn van de gezinszorg school.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 625