627 29 MEI 1972 De heer MANS: De heer Crul en mevrouw Van Nes hebben gereageerd op de uitlatingen die ik in eerste instantie gedaan heb. Ik geloof dat het niet nodig is om alle acties die inzake het vormingswerk gevoerd zijn nu op te sommen; meerdere acties zijn gevoerd. De motie is schriftelijk ter kennis gebracht; daarna is een aantal besprekingen gevolgd, waarvan de raad verslag krijgt. Mevrouw Van Nes is het niet eens met de door mij gebruikte woorden: "zoals u weet". Ik ben er in eerste instantie van uitge gaan dat over deze kwestie tijdens de begrotingsbehandeling infor matie verstrekt is. Ik zal de punten die mevrouw Van Nes in haar vragen heeft genoemd uitzoeken en vervolgens schriftelijk antwoor den, Ik blijf overigens bij de stellingname zoals ik die in eerste instantie naai voien heb gebracht. Zoals gezegd heeft het minis terie aanvankelijk gezegd bereid te zijn over de subsidiëring te praten, mits de financiële situatie op Bouvigne zou zijn opgelost. Daarna is de zaak gecancelled. De VOORZITTER: Dames en heren, ik stel u nu de volgende procedure voor. De heer Van Os heeft tezamen met een drietal andere raadsleden een motie ingediend. In deze motie wordt een uitspraak van de raad gevraagd over het onderwerp dat in de mo tie wordt vermeld. Ik heb gemerkt dat u de motie vóór u heeft, zodat u daarover een oordeel kunt uitspreken. Ik stel mij voor om dus eerst deze motie in stemming te brengen en daarna even tueel het voorstel van het college van burgemeester en wethouders. Hierna wordt de motie van de heer Van Os in stemming ge bracht en met 22 tegen 12 stemmen verworpen. TEGEN stemmen de heren Kroon, Roozeboom, Spanjer, Mans, Goos en Koertshuis, mevtouw Stockmann-Van der Kallen, de he ren Van Duijl, Geene, Van Dun, Dees, Van Merkom, Taks, me vrouw jager-Middelbeek, de heren Broeders, Van Loon, De Raaff, Van Graafeiland, Sandberg, Gielen, mevrouw Van Rooij- Van den Heuvel en de heer Kramer. VOOR stemmen de heren Van Overveldt, Van Banning, America, Mensen, mevrouw Willems-Van Doorn, mejuffrouw Paulussen, de heren Crul, Froger, Van Os, mevrouw Van Nes-Brands en de he ren Severens en Jansen. De VOORZITTER: Mag ik u thans vragen uw oordeel uit te spreken over het voorstel van het college van burgemeester en wethouders? Er wordt stemming verlangd; de heer Jansen wil eerst nog een stemverklaring afleggen en daarna de heer Severens. De heer JANSEN: Bij de behandeling van het ordevoorstel heb ik al gezegd dat mijns inziens niet voldoende tijd beschikbaar is geweest voor het bestuderen van de informatie en het uitspreken van een oordeel. Ik zal mij dan ook van stemming onthouden. De VOORZITTER: U weet hoe dat moet mijnheer Jansen. Het is maar een waarschuwing en ik zeg dit wellicht ten overvloe de.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 627