643 22 JUNI 1972 zijn ook in de pers aangekondigd. Ik geloof dat de raad er als geheel mee te maken heeft; tijdens het lijsttrekkersberaad zijn im mers over de samenstelling van het college duidelijke afspraken ge maakt. De heer van Loon weet dat heel goed; voorzover mij be kend heeft hij nl. het voorstel gedaan om het college een afspie geling te doen zijn van de fracties --we moeten nu van groe peringen spreken die in de raad opereren. Ik heb begrepen dat in die afspiegeling naar voren moeten komen de politieke opvattingen die in de raad leven en, zoals de heer van Banning eigenlijk al zei, de visie die men vanuit die politieke opstel ling heeft. Het aantal leden per fractie speelt mijns inziens hier bij echter ook een belangrijke rol. De K. V. P. is nu in drie groepen opgesplitst. Uit de verklaringen meen ik op te moeten maken dat de groep van de heer van Banning de K. V. P. -fractie vormt en dat de rest van de K. V. P. -raadsleden in feite uitgetreden is. De heer FROGER: Ze zijn niet gewijd, hoor! De heer CRUL: Neen, dat geloof ik ook niet, maar in ieder ge val is de groep van 13 weggegaan en is de heer van Banning met zijn twee partijgenoten blijven zitten. Nu vind ik het zwaar over trokken dat een groepering van 13 leden vier plaatsen in het col lege bezetten. De burgemeester moet er immers als K. V. P. -er toch duidelijk bijgerekend worden. De heer FROGER: Dat is een staatsrechtelijke blunder, neemt u mij niet kwalijk! De heer CRUL: Neen, mijnheer Froger; er is wel degelijk een discussie aan de gang, die ertoe kan leiden dat het college de burgemeester in deze zin mee gaat tellen. De heer Froger is dus wat dat betreft niet goed op de hoogte. De heer FROGER: Ik heb het over staatsrecht! De heer CRUL: Ja, dat weet ik wel. Voorzitter, ik meen dit serieus en ik geloof dat er over deze zaak overleg tussen de frac ties op gang moet komen. In de nieuwe situatie zijn de groepe ringen daarbij natuurlijk duidelijk betrokken. Ik wil hierover graag de mening van de andere fracties horen. Tenslotte wil ik zeggen dat de problemen die nu zo duidelijk naar voren zijn gekomen moeten worden teruggebracht tot het feit dat een aantal K. V. P. -raadsleden geen of weinig vertrouwen heeft in bepaalde leden van het college. Mijns inziens is dat in tal van discussies naar buiten gekomen. Ik geloof dat dit een ernstige zaak wordt en dat het voor die leden van het dagelijks bestuur die hier bij betrokken zijn toch wel tijd wordt zich te bezinnen over de vraag of zij persoonlijk maatregelen moeten nemen die een ver betering van de bestaande situatie tot gevolg zouden kunnen heb ben en wel ten behoeve van het goed besturen van onze stad. De heer SANDBERG: De V. V. D. -fractie neemt de verschillende standpunten in de K. V. P. -fractie voor kennisgeving aan. Wij menen buiten dit verschil in opvatting te moeten blijven, hoezeer wij het ook betreuren dat de K. V. P. -kiezers geconfronteerd worden met het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 643