648
22 JUNI 1972
in de bedoelde bestuurscolleges personen zitting hebben die in ver
band met hun inkomen toch niet voor presentiegeld in aanmerking
willen komen? Het zou niet zo best zijn als dit laatste het geval
is. In Breda wordt in vergelijking met de "200 van Mertens" wel eens
gesproken over de "10 van Breda". Ik zou het op prijs stellen in
dien het college mij over deze eventuele constatering zou kun
nen informeren.
De aan de orde zijnde vergoedingen kunnen gezien het werk dat
er tegenover staat nauwelijks als zodanig betiteld worden. Wij kun
nen beter van onkostenvergoedingen spreken. Ik meen dat er ook
landelijk een discussie gaande is over presentiegelden of onkosten
vergoedingen. Het is geloof ik ook de bedoeling dat wij dit onder
werp in een commissie bespreken.
Bij dit punt wil ik ook nog even de fractie-assistent ten tonele
voeren. De heer Kroon heeft ook nog al eens op de noodzaak van
een fractie-assistent gewezen. Mijns inziens wordt een groot deel
van de presentiegelden benut voor activiteiten van de fracties. Een
fractie-assistent kan van deze gelden uiteraard niet bekostigd wor
den. Mevrouw Willems heeft ten aanzien van de fractie-assistent
een vraag gesteld en ik vind het te betreuren dat het college zich
van dit punt eigenlijk nogal gemakkelijk afgemaakt heeft. De zaak
is immers landelijk in discussie en ik had verwacht dat het college
buiten Breda zou hebben nagegaan welke mogelijkheden op dit ter
rein voorhanden zijn. Het college weet evengoed als iedereen in
deze raad dat het werk van de fracties steeds toeneemt en dat de
raad voor een goed funktioneren hulp nodig heeft. Ik wil graag
weten of het college nog aandacht aan dit punt zal besteden.
De heer KOERTSHUIS-. Met de bedoeling die achter het voorstel
zit kan ik meegaan. Ik ben met het college van mening dat aan
commissieleden een bepaalde vergoeding moet worden gegeven.
Met de uitwerking van het voorstel ben ik minder gelukkig. Ik
ben het nl. niet eens met de door het college getrokken grens.
Commissies die onder te brengen zijn in onderdeel 2a van de
eerste afdeling van de gemeentewet zouden in de toekomst een vrij
fors bedrag van 45, -- per lid per vergadering krijgen, terwijl an
dere commissies die in dit onderdeel toevallig niet onder te brengen
zijn helemaal geen vergoeding zullen ontvangen. Ik vind dat het
door het college gemaakte onderscheid niet rechtvaardig te noemen
is. Ik zou dan ook liever gezien hebben dat het vergoedingsbedrag
lager was gesteld en dat er meer commissies in de vergoedings
regeling waren opgenomen. Ik heb de stellige overtuiging dat deze
onrechtvaardige verdeling van vergoedingen -- mijns inziens terecht --
de nodige kritiek en ontevredenheid bij bepaalde commissies zal
oproepen. In dit verband komt het mij b. v. onbegrijpelijk voor
dat de gemeentelijke stichtingen, zoals de gemeentelijke sport
stichting, geen presentiegeld kunnen ontvangen.
Tenslotte wil ik nog graag weten of de opgave in de bijlage
compleet is. Zo neen, welke commissies zijn dan niet vermeld?
De heer VAN OS: Ik ben het met de heer Geene eens dat er
aan deze zaak een principiële en een financiële kant zit. De prin
cipiële kant betreft de spreiding van het bestuur, waarvan wij ons
voorstanders getoond hebben. Wij moeten dus uitermate verheugd
zijn dat er in Breda een vrij grote groep burgers is die aan het