650
22 JUNI 1972
lidmaatschap zitting hebben. Ik wil dan ook graag de mening van
het college horen over ons voorstel om in artikel 3 van het besluit
de volgende wijziging aan te brengen: "Van de bedoelde vergoeding
zijn uitgesloten de leden van het college van burgemeester en wet
houders, de raadsleden, zomede ambtenaren van ae gemeente Breda,
tenzij het college van burgemeester en wethouders in een bijzonder
geval anders besluit."
De heer AMERICA: Na maanden studeren komt het college mijns
inziens met een slecht voorstel.
De heer FROGER: Wat een vooruitziende blik!
De heer AMERICA: Ik had verwacht dat het college na een
maandenlange studie toch wel meer zou hebben ingespeeld op de
verandering die zich in onze maatschappij voordoet. Wij moeten
constateren dat besturen steeds meer gaan werken met allerlei sub
groepen. Ik geloof dat dat helemaal in de lijn ligt van een stuk
fundamentele democratisering. Wij moeten vermijden dat er weer
een clubje ontstaat van mensen die wij zoals vroeger regenten kun
nen noemen; juist de spreiding van verantwoordelijkheid, inspraak
en meedenken zal zo ruim mogelijk moeten komen te liggen. Ik
ben dan ook van mening dat het bedrag dat nu jaarlijks in feite
voor enkele personen uitgetrokken wordt kan worden gebruikt voor
een veel grotere groep mensen. Deze mensen zouden dan voor het
vervullen van een bestuursfunktie of het lidmaatschap van een be
paalde commissie een geringere vergoeding moeten ontvangen. Ik
zou dan het gevoel hebben dat overeenkomstig het bekende spreek
woord de paarden die de haver verdienen deze ook zouden krijgen.
Ik heb nu de indruk dat diegenen die echt werken niet beloond
worden. Een andere mogelijkheid is dat het college ons wil terug
dringen naar de oude structuur van werken. Ik vind dus dat het
voorstel duidelijk niet aansluit bij de veranderingen in onze samen
leving. Verder ben ik van mening dat ook de gewone man met de
smalle beurs een bestuursfunktie of het lidmaatschap van een com
missie moet kunnen aannemen, zonder dat hij in zijn huishoud-
potje moet tasten. Het gaat hierbij om een stuk fundamentele
democratisering. Het hebben van een ruime beurs mag hierbij
geen rol spelen. Iedereen met capaciteiten, op alle niveaus, zal
voor een bestuursfunktie of commissie-lidmaatschap in aanmerking
moeten kunnen komen. Ik stel het college dan ook voor het voor
stel terug te nemen en over de gehele zaak nog eens na te denken.
Het is niet nodig om meer geld uit te geven; het aantal mensen
dat kan worden ingeschakeld kan verdrievoudigd worden door een
presentiegeld van 15,-- per vergadering toe te kennen.
Tenslotte wil ik nog vragen of het college toestaat dat besturen
van stichtingen die door de gemeentelijke overheid gesubsidieerd
worden in hun begrotingen een bedrag aan presentiegeld voor hun
bestuursleden opnemen. Is het de bedoeling dat dit presentiegeld
ook bij de subsidie betrokken wordt? Ik meen dat er sprake zou zijn
van een verdere scheeftrekking, indien dit niet het geval mocht
zijn.
De heer KROON: Ik geloof dat de heer Geene de principiële
kant van dit voorstel zeer duidelijk getekend heeft; hij heeft ook de