651
22 JUNI 1972
financiële consequenties nog even aangeioerd. Ik sluit mij even
als voorgaande spiekers, die dit zij het met enkele afwijkingen
ook gedaan hebben, geheel aan bij zijn betoog. De heer Geene
heeft met name gesteld dat de kwestie van het geven van ver
goedingen aan raadsleden voor het vele wetk al? raadslid, maar
ook als lid van diverse commissies, landelijk in studie is. De heer
Crul heeft verder het punt van de fractie- assistent aangeroerd.
Ik heb voor dit punt al meermalen de aandacht gevraagd. De heer
Geene adviseert de ontwikkelingen af te wachten, ik kan het daar
mede eens zijn.
Ik sluit mij dus volledig aan bij het betoog van de heer Geene
en geef mijn steun aan het voorstel.
De heer VAN LOON; Ik moet u zeggen, voorzitter, dat ik waar
schijnlijk namens een kleine groep van onze groep een wat afwij
kend standpunt ga innemen Ik zal niet ingaan op de inhoud van
het voorstel. Niettemin geloof ik dat het voorstel duidelijk twee
aspecten heeft. Het voorstel heeft financiële consequenties en con
sequenties ten aanzien van het maatschappelijk gebeuren,
Het eerste aspect heeft naai mijn opvatting duidelijk betrekking
op de directe financiële gevolgen voor het gemeentelijk budget.
Mijns inziens gaat het daarbij om commissies bestaande uit raads
leden en om zogenaamde gemengde commissies. Er valt daarbij
te constateren dat de raadsleden overal in willen zitten; zij krijgen
dan gebrek aan tijd, er moeten dan nog meer commissies komen
en ook in deze commissies willen zij weer zitting hebben. Het is
mij bekend dat -- de heer Sandberg heeft dit meen ik ook ver
tolkt -- meerdere leden uit deze raad van mening zijn dat funkties
die in feite een verlengstuk zijn van het werk van een raadslid
niet apart gehonoreerd dienen te worden. Ik Den met vorige spre
kers van mening dat wij ons oog moeten richten op datgene wat
er landelijk gebeurt, Ik heb de indruk dat ook de minister van
binnenlandse zaken van mening is dat leden van colleges van
gedeputeerde staten en van burgemeester en wethouders, die zit
ting hebben in vertegenwoordigende lichamen, voor dit werk niet
gehonoreerd dienen te worden.
Ik wil mij nu even tot het voorstel zelf bepalen. Ik vind het
weinig consequent dat leden van sub-commissies naar het oordeel
van het college geen presentiegeld dienen te ontvangen, terwijl
raadsleden voor het bijwonen van allerlei vergaderingen van wat
men ook gevoeglijk sub-commissies zou kunnen noemen wel ge
honoreerd zouden worden.
Vervolgens wil ik even stilstaan bij de gemengde commissies.
In deze commissies hebben veelal buigers zitting, die zich tot
dit werk geroepen voelen vanuit een duidelijk maatschappelijk
engagement. Deze mensen zijn geïnteresseerd in, betrokken bij
of voelen zich bewogen ten aanzien van allerlei vormen van
maatschappelijke dienstverlening en verrichten dit werk met liefde
en toewijding en geheel belangeloos in hun vrije tijd. Deze men
sen vragen niet om honorering; zij funktioneren in de commissies
omdat de maatschappij en de organisaties die zij vertegenwoordigen
daarom vragen. Ik geloof dan ook dat het discriminerend zou wer
ken ten opzichte van de vele andere voortreffelijke burgers, die
onder dezelfde omstandigheden in niet-gemeentelijke commissies
prima werk leveren, als er ten aanzien van honorenng onderscheid