652
22 JUNI 1972
zou worden gemaakt. Dit betekent zeker niet dat ik er niet voor
ben om iedereen, raadslid of burger, dè; gemaakte kosten met be
trekking tot het funktioneren voor de gemeenschap te vergoeden.
Er is echter nog een tweede punt. Ik geloof nl. dat het toekennen
van presentiegeld aan allerlei gemeentelijke commissies en instel
lingen repercussies heeft ten aanzien van het funktioneren van het
particulier initiatief. Ik heb zojuist al gezegd en ik geloof dat de
heer America erop gedoeld heeft dat wij daarbij volledig gesub
sidieerde, gedeeltelijk gesubsidieerde en ongesubsidieerde instel
lingen kennen; bij al deze instellingen vinden wij vele burgers
die op het terrein van het maatschappelijk werk, b. v. gehandi
captenzorg, volksgezondheid, onderwijs en vele andere vormen
van dienstverlening, iedere dag opnieuw meer dan voortreffelijke
diensten aan de gemeenschap bewijzen. Zou het college dit werk
dan ongehonoreerd willen laten? Is het moreel verantwoord om voor
dit werk geen vergoeding te geven? Ik vraag mij nu de consequenties
van het geheel af. De financiële lasten zijn door de Bredase burgers
eenvoudigweg niet te dragen. Naar mijn mening is het echter veel
erger dat aan opgeroepen verwachtingen in de toekomst niet zal
kunnen worden voldaan. Ik geloof dat aanvaarding van dit voor
stel het einde zou betekenen, de afbraak van ieder spontaan par
ticulier initiatief. Ik zie hierin een groot gevaar en wil derhalve
voorstellen dit voorstel niet te aanvaarden.
De heer ROOZEBOOM: Ik behoorde min of meer tot de kleine
groep die de heer van Loon bedoelde. Ik heb zijn nader uitgewerkt
betoog gehoord en blijf wel de mening toegedaan dat wij dit voor
stel niet moeten aanvaarden, maar deel de motivering van de heer
van Loon niet helemaal. De professionalisering van allerlei bestuur
lijke activiteiten ten aanzien van het particulier initiatief neemt
hand over hand toe en ik geloof dat deze ontwikkeling niet te
stuiten is. De structuur van vergoedingen aan raadsleden en com
missies kon tot nu toe mijn bewondering niet afdwingen en dit
voorstel kan geen wijziging in mijn standpunt teweegbrengen.
Ik geef er de voorkeur aan de resultaten van het werk van de lande
lijke studiecommissie af te wachten. Op grond van deze resultaten
kunnen wij dan maatregelen nemen. Ik zal dan ook, tenzij er
nog belangrijke nieuwe argumenten aangevoerd worden, tegen het
voorstel stemmen.
De VOORZITTER; Ik moet u zeggen dat ik het een beetje be
treur dat de burgemeester niet aanwezig is. Het financiële aspect
van de zaak behoort duidelijk tot mijn portefeuille, maar er is
nog een ander aspect dat betrekking heeft op de werking van raad,
commissies, sub-commissies, stichtingen etc. Dit aspect hangt
meer samen met de orde en werkwijze van de raad en de daarmede
verbonden instituten.
Geen enkele spreker heeft zijn volle bewondering geuit over
het door het college ingediende voorstel, maar de toon waarin
en de wijze waarop een en ander naar voren gebracht is heeft
toch wel een diversiteit van opvattingen te zien gegeven. Men heeft
gezegd dat er aan deze zaak een financiële en een principiële
kant zit. Ik wil daaraan van mijn kant nog een aspect toevoegen,
nl. het practische aspect. Het gaat er daarbij om hoe men op
een bepaald moment en in een bepaalde situatie kan, wil en moet