22 JUNI 1972 begrip opbrengen. Ik heb gevraagd of het mogelijk is ten aanzien van de voor gestelde regeling een proefperiode in te stellen. Daarna zou dan bekeken kunnen worden of de regeling al dan niet funktioneert en of een herziening mogelijk op zijn plaats is. Inmiddels is ook opgemerkt dat het college aan een aantal com missies een vergoeding heeft toegezegd. Het college heeft dit ont kend. Naar mijn weten heeft de gemeente echter via een advertentie in de krant leden voor de Jeugdaaviesraad opgeroepen, onder ver melding dat voor dit werk een vergoeding zou worden gegeven. Dat lijkt mij dus een duidelijke toezegging. Ik meen dat een en ander dan toch wel goed geregeld moet worden. Voorzover mij bekend is de advertentie vorig jaar januari geplaatst. Op dit moment, dus anderhalf jaar later, is hiervan in het voorstel echter niets meer terug te vinden. Ik meen dat een andere regeling in die pe riode dan toch wel bij de studie door het college betrokken had kunnen worden. Het college zegt met betrekking tot de stichtingen dat een vergoeding mogelijk is. Ik vraag mij dan wel af waarom dit punt dan niet in de regeling is opgenomen. Is dit dan geen half werk? Wat de hoogte van het presentiegeld betreft geloof ik dat u mij niet helemaal begrepen heeft. Ik heb gevraagd of een bedrag van 45, -- niet een te hoog bedrag is om mee te beginnen. De finan ciële toestand van de gemeente is immers niet rooskleurig en het voorstel heeft belangrijke financiële consequenties. Het lijkt mij niet reëel om in de toekomst weer een andere regeling in te voeren, die verlaagde presentiegelden inhoudt. Ik wil nog even ingaan op een opmerking van de heer America. Deze heeft het college verzocht het voorstel terug te nemen. Het college heeft daarop niet gereageerd; ik heb er zorgvuldig op ge let. Het lijkt mij zinvol dat het voorstel wordt teruggenomen. De kwestie kan dan nogmaals worden bestudeerd en alle suggesties en vragen die vanavond naar voren zijn gekomen kunnen dan in de studie worden betrokken. De heer VAN OS; Het is duidelijk dat het trekken van grenzen altijd een zekere onrechtvaardigheid met zich meebrengt. Ik neem aan dat de grenzen die in het voorstel genoemd zijn niet voor de eeuwigheid gelden. Ik hoop dat wij in de toekomst in gepaste mate aan de regeling kunnen sleutelen. Ik heb verder gemerkt dat de pluriformiteit binnen de K. V. P. zich nog steeds uitbreidt en daarover verheug ik mij ten zeerste. De heer KOERTSHUIS: Het feit dat de gemeentelijke stichtingen niet in de regeling zijn opgenomen heeft bij mij de indruk ge vestigd dat een verklaring van de gemeentelijke sportstichting hier voor als oorzaak moet worden aangewezen. Deze stichting heeft nl. verklaard dat zij geen vergoeding wenst te ontvangen. Mijns inziens zou dat toch echter geen argument mogen zijn om der gelijke stichtingen, althans bij vermelding in de regeling, uit te schakelen. De voorzitter heeft namens het college gezegd dat het onmoge lijk is om een lager bedrag dan 45,-- aan presentiegeld te ver strekken. Ik heb echter vernomen dat dit in andere gemeenten blijk baar wel mogelijk is. Ik wil mij dan ook aansluiten bij de heren

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 657