658 22 JUNI 1972 America en Jansen door het college te verzoeken het voorstel te rug te nemen, een en ander af te checken en indien eventueel andere mogelijkheden gevonden zijn met een nieuw voorstel te komen. Is de regeling nl. eenmaal in werking en zou dan blijken dat het gebruikelijk is dat in andere gemeenten lagere vergoedingen worden gegeven, dan zal het zeer moeilijk zo niet onmogelijk zijn om de klok terug te draaien. De heer GEENE: Ik zal mij in tweede instantie in spreektijd beperken. Ik neem nl. aan dat het in grote getale opgekomen publiek niet gekomen is om naar dit agendapunt te luisteren. Wat de opmerking van de heer van Os betreft wil ik toch ant woorden dat het gevaarlijk is om de pluriformiteit van de K. V. P. af te meten aan de kwestie van de presentiegelden. Daarin zou hij zich kunnen vergissen. Ik meen dat u de gemeentelijke stichtingen de weg gewezen heeft naar het in aanmerking komen voor presentiegelden. Zij kunnen, voorzover zij hiervan nog niet op de hoogte waren, van die mogelijkheid gebruikmaken, en is in ieder geval die kwestie opgelost. Verder proef ik uit het stuk dat de sub-commissies slechts voorlopig uitgesloten zijn van de regeling, omdat het college de zaak nog niet helemaal kan overzien en een nadere studie wil afwachten. Mijns inziens heeft de heer van Os terecht de opmer king gemaakt dat de regeling die wij nu treffen geen eeuwigheidsduur heeft. Men heeft gesteld dat de vergoeding te hoog is. Ik heb zoéven al gezegd dat ook een andere vorm denkbaar is. Die vorm is echter op dit moment niet wettelijk toegestaan. Laat men dan de ont vangen presentiegelden in een pot stoppen; men kan uit die pot dan de onkosten bestrijden. Ik meen dat de commissies helemaal vrij zijn ten aanzien van besteding van presentiegelden. Verder ben ik nog steeds van mening dat het niet juist zou zijn om de landelijke studie af te wachten; dat duurt allemaal te lang. Wij moeten nu een beslissing nemen, al is het dan ook een voor lopige beslissing. De heer SANDBERG-. Ik blijf van mening dat er een bepaalde inconsequentie in het voorstel zit. Het voorstel voorziet niet in een vergoeding aan leden van sub-commissies van diverse com missies, terwijl raadsleden die uit hoofde van hun raadslidmaatschap elders afgeleide funkties vervullen wel voor een vergoeding in aan merking komen. Ik vind dat vrij inconsequent. Ik vind tevens in consequent dat verschillende raadsleden, met name de wethouders, wel van bedoelde vergoeding worden uitgesloten, terwijl de uitsluiting geen betrekking heeft op "gewone" raadsleden. Ik wil dan ook mede namens mejuffrouw Paulussen, mevrouw Willems-van Doorn en de heer Crul een amendement op dit voorstel indienen. Ik wil u dit amendement graag overhandigen, opdat het onderdeel van de be raadslagingen kan uitmaken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 658