685
22 JUNI 1972
de passieve recreatie en een zorg is van overheidsbeleid, maar ik wil
eraan herinneren dat wij reeds in twee begrotingsdebatten gevraagd
hebben om een ombuiging van het bestaande kunstbeleid naar een
planmatig en doelbewust cultuurbeleid.
Dat er op dit moment sprake is van een kunstbeleid is duidelijk
geworden door'publicaties van N. A,C. zelf. Er is namelrjk aangege
ven welke bedragen van de begroting van culturele zaken - totaal
8 miljoen - naar de grote kunstbedrijven als het Brabants Orkest,
et Zuidelijk Toneel, de Stadsschouwburg, de muziekschool en de
Beeldenaar gaan. Dit zijn artistiek gezien voortreffelijke activiteiten en
functies, maar als wij ons afvragen of hiermee alle lagen van de Breda
se bevolking bereikt worden moeten wij concluderen dat het kunstbeleid
alleen de bovenlagen van de Bredase samenleving raakt. In tegenstel
ling tot een kunstbeleid wordt een dynamisch cultuurbeleid niet op ar
tistieke waarde geschat. Die artistieke waarde is overrgens wél belang
rijk, maar op dit moment wordt eenzijdig de klemtoon gelegd op een
voorkeur voor bepaalde groepen.
Bij het onderhavige voorstel gaat het om een cultuurbeleid met
maatschappelijke waarden als uitgangspunt. Het gaat hier om de be
reikbaarheid van alle lagen van de samenleving en als wij in aanmer
king nemen dat hier tot nog toe niet gesubsidieerd is, als men er - dit
ter illustratie - aan denkt dat van het orkest 70°/o gesubsidieerd wordt,
dat het individueel onderwijs van de muziekschool meer dan 1.200, --
per persoon per jaar kost, is het duidelijk dat er ernst gemaakt moet
worden met de ombuiging van het bestaande beleid. De grote mate van
ongelijkheid en onbillijkheid in het bestaande beleid moet omgezet
worden in een planmatig samenhangend en geïntegreerd beleid. Wij
kennen nu "kunst voor weinigen" en dat moet worden veranderd in
"cultuur voor allen".
Een en ander voert ons tot het volgende. Het college stelt voor
het aantal contractspelers te beperken. Waarvoor geldt dit niet voor
het aantal leden van het Brabants Orkest? Dit orkest is overigens een
voortreffelijk instituut, waarheen ik graag ga. Het college heeft het over
de verhoging van de contributies. Waarvoor geldt dit niet voor de bestaan
de instellingen? De verschillende maten waarmee wordt gemeten worden
hiermee duidelijk aangetoond.
Wij zijn voorstanders van een garantieverlening. Wij willen van
avond voorts duidelijk een principiële uitspraak vóór subsidiëring laten
horen. De onduidelijke en indirecte hulp door de vervroegde afschaffing
van de vermakelijkheidsbelasting wordt door ons niet als een ideale
vorm gezien. Voorts verbazen wij ons erover dat de culturele raad over
een dermate belangrijke materie met geadviseerd heeft, of daar nu om
gevraagd is of niet.
Wethouder MANS: Allereerst wil ik reageren op een opmerking
van de heer Kramer. Hij vroeg of wij scheenbeschermers dragen. Hij
kan gerust zijn, ik heb ze niet bij me. Ik ga uit van "fair play", het
geen, zeker nu het om voetballen gaat van beide zijden gevraagd mag
worden.
In juni 1971 heeft de gemeente Breda twee beslissingen ten be
hoeve van N. A.C. genomen. Zij gaf op dat moment namelijk toestem
ming voor de bouw van een benzinepomp en bepaalde dat de vermake
lijkheidsbelasting per 1 januari 1973 zou worden afgeschaft. Diverse sprekers
stelden dat dit laatste een algemene maatregel is, zowel voor Breda als
landelijk geldend, maar dat is niet het geval. Die afschaffing is uitdruk-