690 22 JUNI 1972 goede diensten inderdaad goede diensten verrichten, maar in dit geval behoeft daar geen sprake van te zijn. Wij hebben met N„ A. C. waarvan het bestuur na de mededeling aan de raad weliswaar teleurgesteld is, een heel goede verstandhouding. Wij hebben getracht met alle mede werking van zijn kant de zaken op een rij te zetten. De heer DEES: U bent het dus niet eens met de heer Van Loon die van mening is dat er nieuwe gesprekken met het N„ A, C, -bestuur belegd moeten worden om in september alsnog met een voorstel te ko men? Wethouder MANS; Dat is een geheel andere conclusie, waarop ik straks terugkom. De heer Van Loon is begonnen met te stellen dat alles dat hier gebeurt in een emotionele sfeer plaatsvindt. Persoonlijk ben ik van mening dat emoties geoorloofd zijn. Ik geloof dat het goed is dat er emoties gehanteerd worden en dat, zoals is gebleken, veel mensen betrokken zijn bij deze zaak. Ik heb daar geen problemen mee en zie er zelfs positieve kanten aan. Er zijn zijns inziens financieringsproblemen en exploitatietekorten, terwijl N. A. C, haast heeft. Ik meen reeds genoeg informatie gegeven te hebben over de financieringsproblemen en de exploitatietekorten. De heer Van Loon merkte tenslotte op dat onze argumenten om niet te subsidiëren tenminste discutabel zijn en hij verzocht het college daar om opnieuw in overleg te gaan. Natuurlijk staat het college altijd open voor overleg. Ik hoop dat hij goed begrijpt dat de subsidie op dit moment niet urgent gevon den wordt. Dit houdt in dat overleg mogelijk is. De heer Van Loon wilde de afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting laten ingaan op 1 juni 1972 in plaats van op 1 januari 1973, Technisch is dat mo gelijk, De raming die wij in de begroting voor 1972 gehanteerd hebben zullen wij dan met een bepaald bedrag moeten verlagen - ongeveer 40,000, hetgeen een begrotingswijziging inhoudt. Omdat de be grotingspositie slecht is moet ik ontraden zomaar dat amendement aan te nemen. Ik meen dat ik al heb laten blijken dat ik wil praten teneinde de zaken nader op een rij te zetten. Ik heb echter moeite met de tijdsbeperking die in de motie van de heer Van Loon wordt gehanteerd. Hoewel ik met de strekking van de motie geen moeite heb verwerp ik haar als erin gesteld wordt dat een en ander per se voor 30 september geklaard moet zijn. De heer Crul wilde van het college een duidelijke uitspraak ho ren inzake de verhalen die de ronde doen en in de pers hebben gestaan over de rol die het afstand doen van het terrein, waarop de gemeente uit zou zijn om dat voor andere doeleinden te gebruiken, gespeeld zou hebben bij de beslissing. Ik wil hier duidelijk verklaren dat dit in het totaal geen rol gespeeld heeft en zelfs helemaal niet aan de orde is ge weest. Wijst het college de subsidie af, vroeg de heer Crul, Aan het adres van de heer Van Loon heb ik reeds op de zinsnede "op dit moment niet urgent" gewezen. De conclusie voor de heer Crul moet duidelijk zijn. Wat heeft het gemeentebestuur gedaan aan de inschakeling van regio, gewest en bedrijfsleven? Onzerzijds zijn er geen directe initia tieven ondernomen in de richting van regio, gewest en bedrijfsleven. Wél ben ik wat verbaasd dat er nu, bij het aan de orde komen van dit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 690