711
26 JUNI 1972
er met voortvarendheid aan zal worden gewerkt door de regio. In ver
band daarmee zon ik het college willen vragen of het wat betreft het
gereedkomen van het rapport enige informatie kan geven.
Dan heb ik nog een opmerking die te maken heeft met het voor
stel. Die betreft het functioneren van de regioraad zelf. Ik meen dat
iedereen hier het er unaniem over eens is dat wij tot gewestvorming
moeten komen» maar nu komt het vaak voor dat het, wanneer men
het ene instituut vestigt, moeilijk is via dat instituut, dat zichzelf dan
moet opheffen, tot een andere vorm van bestuur te komen. Wij zijn van
mening dat de gemeenteraad van Breda er voor moet waken dat dit zich
hier gaat voordoen en de kans is zeer groot als wij veel zaken die daar
behandeld zullen worden via de ambtenaren of via het bestuur zelf la
ten lopen. Wij zijn van mening dat zaken die in de regioraad behandeld
moeten worden, in de overgangsfase wellicht door het ambtenarenkorps
van de gemeenten die aan de regio deelnemen zouden kunnen worden
uitgevoerd. Wij zouden gaarne vernemen of dat ook inderdaad gebeurt.
De heer VAN DUUL: Een korte vraag: zijn met dit voorstel de
bedragen die wij ter beschikking stellen aan de W. E.B. vervallen?
De heer VAN OS: In de eerste plaats wil ik de woorden van de
heer Crul onderstrepen en in zoverre nog wat aanscherpen door te zeggen
dat wij de regio alleen zien als een overlegorgaan, Alleen die dingen
dienen te worden ingesteld die een duidelijke overlegfunctie hebben.
Het is naar onze mening absoluut onjuist van de regio een soort bestuurs
orgaan te maken, wat met zich zou brengen dat er allerlei instanties
in het leven moeten worden geroepen die dat bestuursorgaan noodzake
lijk acht» Ik meen dat dit duidelijk ten koste zou gaan van de uitbouw
van de regio tot een gewest West-Brabant, dat wij bijzonder graag op
korte termijn zouden zien. Voorzover ik weet zijn er velen in de raad
en in het college die deze mening onderschrijven. Het uitbouwen van
de regio met allerlei instituten en instanties zal onzes inziens een der
gelijke uitbouw tot een gewest dwarsbomen.
De VOORZITTER: Op een deel van de vragen zal ik zo goed en
zo kwaad als het gaat trachten te antwoorden, terwijl de vraag over
het woningmarktonderzoek door de heer Van Dun zal worden beantwoord.
Het eerste deel formuleer ik bewust aldus omdat zoals u weet de
voorzitter van deze vergadering ook voorzitter is van de regio. Over de
totstandkoming, de werking en de betekenis van de regio, alsmede over
de verhouding van de regio Breda tot andere regionale organen, ook ten
aanzien van het gehele gewest West-Brabant, is in deze raad een aantal
besluiten genomen en ook een uitgebreide discussie gevoerd. Ik mag
aannemen dat de vertegenwoordigers van de gemeente Breda, zowel van
het college als van de raad, handelen overeenkomstig de besluiten die
zijn genomen, Men kan er dan ook verzekerd van zijn dat de opmerkin
gen die nu worden gemaakt, zonder dat dit uitspraken zijn van de raad
als zodanig, ter kennis zullen worden gebracht van de voorzitter van
dit college, die ook in de regio vertegenwoordigd is.
Wethouder VAN DUN: De heer Crul onderstreept de bijzondere
waarde van het regionaal woningmarktonderzoek, dat niet alleen de
aandacht heeft van zijn fractie, maar ook van het college en de raads-
afdeling voor ruimtelijke ordening. Dat heeft ertoe geleid dat - het is,
inschietend op de vraag van de heer Crul, misschien plezierig dat te