712 26 JUNI 1972 weten - op instigatie van de raadsafdeling voor ruimtelijke ordening indertijd een brief is geschreven aan het dagelijks bestuur van de regio, waarin erop werd aangedrongen spoedig met het regionaal woningmarkt onderzoek te beginnen en waarbij wij ook de diensten van onze sociogra fische dienst hebben aangeboden om dit onderzoek zonodig te bespoedi gen. Inmiddels is er vanuit de regio onder leiding van het lid van het dagelijks bestuur de heer Pegel een begeleidingscommissie gevormd, waarin ook het college van burgemeester en wethouders van Breda is vertegenwoordigd. Deze begeleidingscommissie is gereed met de op dracht die zoals u weet inmiddels aan het E, T, I. is verstrekt, dat met het oog op de subsidievoorwaarden van de provincie omstreeks novem ber gereed zal zijn met een voorstudie. Wij hebben daar vanmiddag nog over vergaderd en de verwachting is dat het onderzoek dan tien maanden zal duren, inclusief de redactie van de rapportage. Te uwer informatie kan ik hier nog aan toevoegen dat in de begeleidingscom missie ook Etten-Leur en Roosendaal vertegenwoordigd zijn. Voor de gemeente Oosterhout is dat niet nodig, omdat zoals u bekend zal zijn in de Dongemond - dus ook in Oosterhout - al een woningmarktonder zoek aan de gang is, dat ook door het E. T, I, wordt uitgevoerd, zodat de cijfers straks op basis van gelijke uitgangspunten vergelijkbaar zijn. De VOORZITTER: Ik merk dat ik de vraag van de heer Van Duijl niet heb beantwoord, de secretaris maakt mij daar terecht op attent. De W, E, B. is in liquidatie en de bijdrage aan de W. E. B. komt op de volgende begroting niet meer voor. De heer GEENE: Ik zou aan het adres van de heer Crul en de heer Van Os willen opmerken dat de afgevaardigden van deze raad zich naar mijn gevoel nog altijd uitstekend van hun opdracht kwijten en dat zij niet anders doen dan de vorming van één gewest bevorderen. Wel moet daarbij worden aangetekend dat wij het niet alleen voor het zeggen heb ben; de andere regio's moeten het ook willen en die achten de tijd nog niet helemaal rijp. Dat is het hele probleem, want wat ons betreft mag dat ene grote gewest er heel vlug komen. Verder is er een interregionaal overleg, dat voortreffelijk loopt en waarin belangrijke zaken aan de orde komen, waarbij zeer openhar tig over verschillende zaken wordt gesproken. Wat betreft de ambtelijke bijstand zou ik nog het volgende willen zeggen. Als lid van de raads commissies weten wij dat wij zonder ambtelijke bijstand niet kunnen werken. De regio heeft afgezien van het aanstellen van een heel "zware" secretaris en is een stapje lager gegaan, juist om te voorkomen dat een situatie ontstaat als geschetst door de heer Crul en de heer Van Os, dat straks als gevolg van het ambtelijk instituut een samenvoeging heel moeilijk zou worden. De heer CRUL: Ik ben blij dac de heer Geene er even op is inge gaan. Later op de avond zullen wij het nog hebben over de verslaggeving en het afleggen van verantwoording door raadsleden aan de raad, bijvoor beeld door de vertegenwoordigers van deze raad in de regio, waarvan de heer Geene er een is. Daarbij zullen wij nog stellen dat wij het noodzakelijk vinden dat mensen die namens de raad zitting hebben in buitengemeen- telijke organen - dat kunnen natuurlijk ook leden van de P, A K. -fractie zijn - op een bepaald moment verslag uitbrengen over hun activiteiten. Ik ben dan ook blij dat de heer Geene dat op dit moment aan ons doet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 712