26 JUNI 1972 720 zou spreken» Wij hebben er echter geen moeite mee de burgemeester gewoon als lid van de raad te beschouwen, hoewel wij ons wel afvragen hoe de burgemeester alle taken die hij op zich heeft genomen op een aanvaardbare wijze zal moeten vervullen» Hij zal er naar wij menen zelf niet zo blij mee zijn dat hij in dit voorstel als verkiesbaar genoemd wordt. In. de afdelingsvergadering is de vraag al aan de orde geweest of er gemeenteraadsleden moeten worden benoemd als vertegenwoordigers. In de vergadering van de afdeling voor financiën'is^zegd dat dit niet mogelijk is. Ik heb het nog eens opgezocht in de gemeentewet, speciaal op het punt van de gemeenschappelijke regelingen, maar ik heb nergens kunnen vinden dat niet-gemeenteraadsleden geen lid zouden kunnen zijn of niet door ons aangewezen zouden kunnen worden» Het is van belang dat wij hier een definitief antwoord op krijgen, want als wi j straks vier mensen gaan benoemen die ons moeten vertegenwoordigen is het zinvol als daar deskundigen op dit terrein bij zijn. De heer Sand- berg ook hij is tot mijn spijt afwezig - heeft daar in de afdeling ook over gesproken, waarbij hij vaststelde dat er in deze raad in feite geen deskundigheid op dit terrein aanwezig is voor zover ons bekend. Als dit inderdaad het geval blijkt te zijn, zullen wij mijns inziens zeker een beroep moeten doen op andere burgers in Breda om namens ons in dit college zitting te nemen» Ik wil nog even bijval betuigen met war. de heer Van Os heeft gezegd over de bescherming van de persoonlijke gegevens in de bevol kingsadministratie. Zoals u waarschijnlijk, bekend is, is er over deze zaak al eens een studie ingesteld op verzoek van de staatssecretaris van bin nenlandse zaken met betrekking tot de persoonsregistratie die hiermee te maken heeft» Voorzover ik het heb begrepen is het van belang dat wat wij in 1973 gaan doen aansluit op de landelijke regels, omdat er an ders weer veel werk verricht zal moeten worden» Met betrekking tot de bescherming van persoonlijke gegevens worden er in artikel 3, punt 4 en 5 regels gesteld» O» m. staat daar dat wij als gemeente toestem ming moeren geven als er over die gegevens informatie moet worden verstrekt. Omdat hierover nogal eens misverstand bestaat zou ik graag van het college vernemen wie hiermee wordt bedoeld, het college of de raad. De VOORZITTER: Ik wil mijn beantwoording beginnen met de opmerking van de heer Van Os, die er op wijst dat samenvoeging van de beide computercentra grotere mogelijkheden biedt en dat er meer mee kan worden gedaan. Hij juicht dit toe, maar evenals de heer Van Duijl en de heer Crul tekent hij daarbij aan dat de bescherming van de bevolkingsadministratie zo goed mogelijk moet worden gewaarborgd. De heer Crul heeft er in zijn beschouwing al op gewezen dat dit geen zaak van Breda alleen is, maar een kwestie die duidelijk in lan delijk verband aan de orde is, namelijk dat de privacy van de burger gewaarborgd dient te zijn. Ik meen dat wij er op mogen rekenen dat de privacy van de burger, ook met betrekking tot dit vraagstuk, in de komende jaren steeds meer in de belangstelling zal komen te staan en dat er in de regelingen ook rekening mee zal worden gehouden hoe dat zo goed en zo efficiënt mogelijk veilig kan worden gesteld. Het is duidelijk dat wij intussen met de gegevens die er zijn en die op dit moment ook al in de bevolkingsboekhouding voorkomen voor zichtig moeten zijn en dat die gebruikt moeten worden voor het doel waarvoor zij verzameld zijn. Er bestaan op het ogenblik al voorschriften en richtlijnen voor die bevolkingsboekhouding. Van de Tilburgse administra

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 720