722 26 JUNI 1972 de automatisering zijn er ook gevolgen voor het gehele personeelsbe stand. Deze consequenties liggen echter duidelijk verschillend. Voor het computercentrum geldt dat dit op korte termijn actueel wordt, want daar is aan de orde dat men in een nieuw intergemeentelijk verband tewerkgesteld kan worden. De voorwaarden etc. daarvoor zullen bespro ken moeten worden, alsmede de vraag of dit kan gebeuren op een wijze die de instemming van de betrokkenen heeft. Wat dit betreft moet ik zeggen dat de informatie aan de werkers op het computercentrum door mij reeds was verstrekt nog voordat de raad hierover was geïnformeerd. Verder kan ik u meedelen dat er een paar maal over is gesproken in de commissie voor georganiseerd overleg en nog belangrijker vind ik dat de personeelsdiensten en de vakbonden overleg hebben gepleegd en dat de vakbonden hun instemming hebben betuigd met de regelingen die in dit kader zijn ontworpen. Voor de ambtenaren die meewerken aan de bestuursadvisering en -be geleiding ligt de zaak wat moeilijker, maar ik meen dat het duidelijk is dat wanneer de automatisering eenmaal op gang komt - wij zijn nog maar aan het begin - het tijdig en snel beschikbaar zijn van de gege vens een tweeledig gevolg zal hebben, namelijk dat bepaalde werkzaam heden geringer zullen worden en dat andere werkzaamheden zullen toe nemen» Intern hebben mijn collega voor personeel en organisatie en ik deze zaak al besproken, waarbij wij hebben vastgesteld dat het van belang is dat wij juist aan de begeleiding op dit punt voldoende aandacht schen ken, omdat de hele automatisering kan staan of vallen met de vraag of deze zaak positief wordt opgevangen in het apparaat. Wij zullen daar te zijner tijd nog op terugkomen. Op de opmerking van de heer Crul met betrekking tot de afspraak over hoe de communicatie tussen de vertegenwoordigers in het samen werkingsverband en de raad zou moeten functioneren - een vraagstuk dat wij zeker niet vanavond al kunnen behandelen, zoals de heer Crul zelf al heeft gezegd - zou ik willen antwoorden dat dit een probleem is dat algemeen aan de orde is bij vertegenwoordigingen van de raad in allerlei organen. Dit lijkt mij dan ook een zaak die in een breder verband besproken zou moeten kunnen worden, zij het dat wij, als wij in gevallen als dit een concrete en practisch hanteerbare regeling kun nen ontwerpen, dat natuurlijk wel moeten doen. Het gaat echter uit boven deze regeling als zodanig en de commissie voor algemene za ken lijkt mij dan ook het meest aangewezen orgaan om daar verder over te spreken. Vervolgens heeft de heer Crul het over de voorzitter die als lid van de gemeenteraad wordt beschouwd. Ik moet uiteraard afgaan op de adviezen die wij van onze juristen krijgen met betrekking tot deze zaak en die hebben mij verzekerd dat dit geen staatsrechterlijke blun der is en dat dit zonder meer mogelijk is. De vraag of de voorzitter er blij mee zal zijn kan ik niet beantwoorden, ik kan daar ook niet over oordelen. Ik moet echter wel zeggen dat het niet noodzakelijk is dat de voorzitter van de raad gekozen wordt, hier wordt alleen de mogelijkheid geopend dat hij gekozen wordt. Als deze bepaling niet wordt opgenomen zou hij echter niet gekozen kunnen worden. Dan is de vraag gesteld of het mogelijk is niet-raadsleden te benoemen op grond van deskundigheid. Wettelijk is dat inderdaad mo gelijk, maar zoals deze regeling luidt kan het niet. Ik moet daarbij wel een kanttekening plaatsen, namelijk dat de vraag met betrekking tot de goedkeuring van de gemeenschappelijke regeling - zoals u weet is voor iedere gemeenschappelijke regeling een hogere goedkeuring vereist - daarbij wel moet'worden overwogen» Hier is namelijk het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 722