26 JUNI 1972 726 in het algemeen bestuur. Dit houdt de mogelijkheid in alles op te los sen, want daar zit de voorzitter in, er zou een deskundige bij kunnen zijn, etc, Hoe de raad van zijn mogelijkheden gebruik maakt kan ik niet zeggen. Ik vrees echter dat wij, wanneer wij niet in het statuut regelen dat van die vier leden een aantal moet komen uit de raad en het college, moeilijkheden zullen ondervinden bij de goedkeurende instantie, omdat het dan mogelijk zou zijn dat de raad alle vier de leden van buiten de raad en het college zou aanwijzen en ik verwacht dus dat op dit onder deel een regeling nodig is. Ik meen echter het volgende te mogen toe zeggen. Ik heb geen enkel bezwaar tegen de mogelijkheid een deskun dige van buiten de raad te benoemen, hoe zou het ook kunnen, maar rekening houdend met de informatie die wij telefonisch hebben ontvan gen van de goedkeurende instantie met betrekking tot de vertegenwoor diging van raad en college, lijkt het mij juist de regeling zodanig te maken dat die verzekerd is. Instemmend met de gedachte dat er ten minste een deskundige van buiten de raad moet kunnen worden aange wezen, zeg ik u toe dat wij met de partner en eventueel met de goed keurende instantie zullen overleggen hoe dit in de practijk kan worden geregeld. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten, met inachtneming van het gestelde met betrekking tot artikel 5. 21. bijlage nr. 217 VOORSTEL TOT HET AANGAAN VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING MET GEMEENTEN EN WATERSCHAPPEN IN WEST- EN MIDDEN-BRABANT TER SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN DE ADMINISTRATIEVE AUTOMATISERING. De heer CRUL: In de aanhef staat dat degenen die hieraan willen meedoen dit voor 1 november 1972 kenbaar moeten maken. Is dit een uiterste termijn of heeft dit een andere reden? De VOORZITTER: Verderop in de regeling staat dat men nadien ook altijd nog kan toetreden. Het is de bedoeling zo spoedig mogelijk te kunnen beginnen, zodat er een orgaan is dat met betrekking tot de stu die en de ontwikkeling kan functioneren, waarbij de mogelijkheid wordt opengehouden dat anderen in een later stadium nog kunnen toetreden. De heer VAN OS: Het is mij niet geheel duidelijk hoe de verslag legging van deze regeling zal plaatsvinden en of de raad hier voldoende in zal worden gekend. Bij de bevoegdheden van het algemeen bestuur zie ik bijvoorbeeld staan het "vaststellen en wijzigen van de begroting en het voorlopig vaststellen van de rekening". Mijn vraag is nu of alle gemeenten daarbij volledig aan hun trekken zullen komen, of is dat een verkeerde uitleg, De VOORZITTER: Al degenen die aan de gemeenschappelijke regeling deelnemen worden daarbij betrokken. Het vaststellen van de begroting en het voorlopig vaststellen van de rekening zijn echter de eigen taken van een gemeenschappelijk instituut. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 726