26 JUNI 1972 736 Wethouder VAN DUN: Het doet mij wat merkwaardig aan dat zowel de heer Goos als de heer van Caulil eigenlijk datgene vra gen wat in het stuk staat. In de eerste plaats ben ik blij dat zij erkennen dat de eerste aanvrage om een bouwvergunning, tegen de weigering waarvan de heer Bee kers beroep had ingesteld^ terecht is geweigerd, omdat die in strijd is met het daar geldende be stemmingsplan. Daardoor ontstaat er, zoals hier duidelijk is geschetst, een nieuwe situatie, waarbij drie zaken aan de orde zijn. In de eerste plaats dienen wij de nieuwe bouw aanvrage te honoreren, waarbij het college op voorhand zegt -- de heer Goos en de heer van Caulil onderstrepen dat en bovendien staat het ook in het stuk dat die moet worden ingewilligd, ook al leidt dat tot gevolgen die straks voor de gemeente- Breda misschien minder plezierig zijn. Desondanks zijn er twee alternatieven. Wij kunnen het be drijf onteigenen, maar daar wil het college op dit moment niet aan, want daarbij komen wij uiteraard wel voor financierings- moeilijkhedeij te staan. Een andere -- reële -- mogelijkheid is echter met de heer Beekers te gaan praten. In de laatste twee regels van het voorstel staat dat het overleg spoedig zal worden hervat. Dat overleg is inmiddels hervat en er zijn de heer Beekers alternatieven aangeboden, waarvan ik informeel al heb gehoord dat hij ze niet acceptabel vindt. Als dat overleg en de alter natieven die op tafel liggen tot niets leiden, wordt datgene ge honoreerd wat in het stuk staat en wordt de tweede bouwaanvrage verleend. Ik meen dat het zo voldoende duidelijk is en dat de heren Goos en van Caulil ervan overtuigd zullen zijn dat ook wij erkennen dat er spoed moet worden betracht. De heer VAN CAULIL: Als wij de wethouder zo horen praten, moet daaruit wel blijken dat wij heel slecht kunnen lezen. Ik wil er geen lang verhaal van maken, maar hier wordt voorgesteld het beroep van de heer Beekers tegen de weigering van een bouwvergunning ongegrond te verklaren. Zoals de wethouder het stelt had daar nog bij moeten staan: "en het eventueel verstrekken van een bouw vergunning die hij inmiddels op een andere manier nog heeft aan gevraagd. Dat is- nu waar ik bezwaar tegen maak, want alle raads leden aie nu niets zeggen zullen het toch met mij eens moeten zijn dat dit wel tot verwarring moet leiden. Dan mag er ergens anders in het stuk staan dat er andere mogelijkheden zijn, maar voor mij is het volkomen onduidelijk. De heer GOOS: Ik kan alleen maar onderschrijven wat de heer van Caulil heeft gezegd. Verder heb ik er geen behoefte aan nog iets naar voren te brengen. Wethouder VAN DUN: De opmerking van de heer van Caulil is eigenlijk heel merkwaardig, want wat gebeurt hier eigenlijk? De heer Beekers heeft een bouwvergunning aangevraagd en die aanvrage is geweigerd. Tegen die weigering stelt hij terecht be roep in bij de raad. Dit regardeert de raaa en daarom stellen wij voor op grond van de aangevoerde motieven dit beroep ongegrond te verklaren. Daarmee zou het uit kunnen zijn. Dit college begaat echter de domheid teveel informatie te geven, want wij vertellen daarna onverplicht aan de raad wat er verder gaat gebeuren. Als in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 736