740 26 JUNI 1972 in geheel Breda 10% bedraagt. Naast deze eenzijdige situering komt ook de vraag naar voren van de stedebouwkundige vormgeving. Ook daarvan heb ik de in druk dat er, zoals al vaker is gebeurd, in toenemende mate ge vraagd wordt naar de criteria die door de welstandscommissie worden gehanteerd. Als ik denk aan een duidelijk voorbeeld van stedebouw- kundig onvermogen als de bouw van de flats in de Graaf Hendrik III- laan, vraag ik mij opnieuw af welke normen er worden gehanteerd. Op een maquette kan dit misschien een plezierige aanblik opleveren, maar de bewoners en anderen die zich ter plaatse zijn gaan infor meren hebben duidelijk de indruk dat de huidige ruimtelijke een heid door dit flatgebouw van vijf verdiepingen duidelijk uit haar proporties wordt getrokken. Vandaar ook dat ik naast de reeds ge noemde bezwaren van mening ben dat door de situering van deze hoogbouw de stedebouwkundige eenheid van een tamelijk goed stuk Breda aan de Marialaan en de Brigidastraat ernstig wordt verstoord. Wat de ruimtelijke en stedebouwkundige vormgeving betreft wil ik mij dan ook tegen dit voorstel opstellen. Een ander belangrijk punt, dat na de koffiepauze waarschijnlijk ook nog ter sprake zal komen, is de vraag van de democratisering van het gemeentelijk bestuursbeleid. Ik meen dat alle fracties, ook de leden daarvan in het college, via hun programma's duide lijk hebben gekozen voor een verdergaande democratisering en meer inspraak, ook bij de ruimtelijke ordening. Er zijn wat dit betreft duidelijke wensen uitgesproken met betrekking tot het formeren van wijkraden. Ik zou het college bij deze gelegenheid dan ook willen voorstellen eens in Rotterdam te gaan kijken, waai op dit moment de politieke wijkraden ontstaan. Via directe verkiezingen worden de mensen in die wijkraden gekozen, wijkraden die beschik ken over een eigen budget en over eigen bevoegdheden. Bij de algemene beschouwingen ter gelegenheid van de begrotingsbehandeling heeft het college hierover duidelijke toezeggingen gedaan, mede naar aanleiding van opmerkingen van de heer van Loon, en ik ge loof dan ook dat het, nu wij halverwege de rit zijn, onderhand tijd wordt dat wij hiermee eens gaan experimenteren. Dit lijkt mij namelijk een reële mogelijkheid om de bevolking in een zeer vroeg stadium te laten participeren in zaken waar zij nauw bij be trokken zijn. Wij vinden dan ook dat wij langzamerhand een derge lijk voorstel van het college mogen verwachten. Naast een beleids nota over de bejaardenhuisvesting zouden wij het daarom bijzonder op prijs stellen als Breda -- nota bene de hoofdstad van West- Brabant -- het voorbeeld van Oosterhout zou willen volgen, waar volgens een bericht in De Stem van 22 juni burgemeester en wet houders aan de raad en de bevolking een inspraaknota hebben uitge bracht met betrekking tot de decentralisatie van het bestuursbeleid op het vlak van de ruimtelijke ordening. Die nota omvat drie za ken. In de eerste plaats wordt gedacht aan een betere en vroeg tijdiger voorlichting van de burgers over de ruimtelijke ontwikke ling van de gemeente. Gezien het dikke pakket dat wij weer op tafel hebben gekregen lijkt het mij bijzonder belangrijk dat er zo'n inspraaknota komt. In de tweede plaats wil men een allengs in inspraak overgaande diepgaande voorlichting aan belanghebbenden verstrekken over de plannen voor bepaalde gebieden. Dit punt slaat mijns inziens duidelijk op deze concrete situatie; de belanghebbenden willen, voordat de zaak ruimtelijk is afgerond, geïnformeerd worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 740