751
26 JUNI 1972
Wethouder VAN DUN: De interpellatie, ingevolge artikel 12
van het reglement van orde, zijn gedagtekend 25 juni 1972 en is
mij vanmorgen om half 11 tijdens een vergadering ter hand gesteld.
Ik ben de hele dag bezig geweest met vergaderen en ik heb zo
doende nauwelijks tijd gehad om de vragen te lezen, laat staan
ze te beantwoorden. Ik zou u dan ook willen voorstellen, mijnheer
de voorzitter, de raad voor te stellen ingevolge artikel 12 van het
reglement van orde de beantwoording van de vragen in een volgende
vergadering te doen plaatsvinden.
De heer AMERICA: Een maand geleden zijn er over deze kwestie
vragen gesteld door de heer Gielen en nu kunnen wij weer mooi op
de formele toer gaan als het college zegt dat het drie maanden de
gelegenheid heeft om
Wethouder VAN DUN: Dit is geen formele toer, maar de
realiteit!
De heer AMERICA: Nogmaals, een maand geleden zijn hier
over vragen gesteld en gezien de actualiteit van deze zaak en de
indringende vraag of er nog iets aan te doen is, heeft het weinig
zin in augustus hierop terug te komen, want dan is dat bedrijf ge
bouwd en klaar. Ik verzoek het college dan ook met klem op een
aantal concrete punten nu in ieder geval in te gaan.
De heer VAN CAULIL: Wanneer de wethouder zegt dat hij de
vragen pas heeft ontvangen zal dat ook wel zo zijn en dan kan ik
mij ook wel met zijn voorstel verenigen. De beschikbaarstelling van
deze grond is echter ook aan de orde geweest in de afdeling voor
openbare werken. Als de wethouder nu zou zeggen dat hij een deel
van deze vragen niet kan beantwoorden ben ik het met hem eens,
maar ik meen dat het voor de duidelijkheid juist zou zijn als hij
ons hier de informatie geeft die hij in de afdeling voor openbare
werken heeft verstrekt, namelijk welk deel van de speeltuin gaat
vervallen en wanneer. Als hij dat deel van de vragen beantwoordt
kan ik er vrede mee hebben. Er wordt namelijk al gebouwd en nu er
tijdens die bouw zoveel opmerkingen komen, zou ik toch wel graag
willen vastgesteld zien om welk deel van de grond het gaat. De an
dere punten kunnen natuurlijk ook heel belangrijk zijn, maar dat
kan ik niet beoordelen.
De heer CRUL: Voor de verdere behandeling van de interpellatie
lijkt het mij toch wel van belang dat eerst geantwoord wordt op de
suggestie die de heer van Caulil heeft gedaan, want als het college
daar inderdaad toe overgaat zal er toch nog een discussie moeten
plaatsvinden. Daar is dan eventueel een derde instantie voor nodig,
of het college moet tussentijds antwoorden.
De VOORZITTER: Ik moet zeggen dat ik het op dit moment
allemaal wat moeilijk vind, De vragen zijn vanmorgen binnengeko
men. Ik heb daarop onmiddellijk getracht contact op te nemen met
de secretaris, maar die was bezet. Daarna heb ik persoonlijk con
tact gezocht met wethouder van Dun, die in een vergadering zat
en ik mag dan ook wel zeggen dat het een wedloop met nogal wat
hindernissen is geweest.