74
20 JANUARI 1972
ik versta onder "aan het woord laten" ook nog dat bezwaren serieus worden
genomen en dat op zijn minst geprobeerd wordt om die bezwaren te weer
leggen. Men kan er toch moeilijk stilzwijgend aan voorbijgaan met de
vermelding: het is mooi dat ze genoemd zijn en dat wij dat hebben
toegestaan. Ik ben het vervolgens volkomen eens met de heer Spanjer dat
de wethouder in zijn antwoord de enkele stutten die dan eventueel nog
in het stuk aanwezig waren weggenomen heeft door te stellen dat niets
zeker is, dat wij gewoon met een experiment beginnen en dat de gege
vens uit dat experiment zullen moeten voortkomen. Dat was geloof ik
juist het grote bezwaar dat wij in het begin van de avond geformuleerd
hebben. In ieder geval een aantal raadsleden wil met deze onzekerheden
niet in zee gaan. De wethouder heeft ook de unanimiteit te berde ge
bracht. Ik geloof dat een vergelijking tussen datgene wat hier in de
raad gebeurt en in een dergelijk overlegorgaan uit het bedrijfsleven
toch wel bijzonder vreemd is. In dat overlegorgaan gaat het niet om
individuele personen, die op een gegeven moment dwars door bepaal
de tegenstellingen heen verschillend kunnen denken, maar heel duide
lijk om belangengroepen, die in dit geval lijnrecht tegenover elkaar
staan. Wij kunnen dan niet meer gaan zeggen dat er geen unanimiteit
vereist is. In dit geval is het juist heel belangrijk dat die unanimiteit
er wel is, omdat het hier om belangengroepen gaat. De wethouder
heeft volgens mij wel een belangrijke opmerking gemaakt toen hij
sprak over het wegvloeien van de koopkracht. Ik geloof dat dat argu
ment op een bepaald moment toch wel serieus moet worden genomen.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ik de andere door de wethouder aan
gevoerde argumenten niet serieus neem, maar het bovengenoemde ar
gument moet gewoon objectief serieus genomen worden. Ik geloof ech
ter ook dat het, indien de koopkracht inderdaad zou wegvloeien, ook in
gevolge de filosofie van de wethouder juist de eerste taak van het be
drijfsleven zal zijn om zelf zodanig orde op zaken te stellen, dat werk
gevers en werknemers het eens worden over de manier waarop die koop
kracht weer naar Breda kan worden teruggetrokken. Ik vind het volko
men onjuist om zolang het bedrijfsleven niet tot overeenstemming ge
komen is als raad - de heer Spanjer heeft dit ook al naar voren gebracht
- eenzijdig de zijde van de werkgevers te kiezen, daarmede voorbij
gaand aan de belangen van de werknemers. Dit waren nog enige over
denkingen, die bij ons waren opgekomen en die er de oorzaak van zijn
dat wij nog steeds tegen het op dit moment instellen van de proefperiode
zijn. Wij zouden dan ook een uitstel prefereren, opdat o. a. nog eens
nader bekeken kan worden wie uit het bedrijfsleven een dergelijke
proefper"ode wensen. In elk geval geloof ik dat het toch wel belangrijk
is en ik meen dat ik dan ook wel namens raadsleden uit andere fracties
spreek als ik een voorstel van orde mag doen en om een schorsing mag
vragen.
De VOORZITTER besluit om de vergadering na afloop van de
tweede termijn te schorsen.
De heer CRUL: Ik wil graag in aansluiting op dat van de heer
Von Schmid een punt van orde stellen. De heer Von Schmid stelt voor
om de vergadering te schorsen, nadat de raadsleden in tweede termijn
gesproken hebben. Ik zou diegenen, die in tweede instantie het woord
willen voeren best eerst aan het woord willen laten, maar ik zou die
schorsing toch graag in de tweede termijn van de raad willen laten
plaatsvinden.