8 AUGUSTUS 1972 764 die naar de mening van het college geen verband houden met de cri teria van gemeentelijk beleid. Wat onze opvattingen betreft met betrekking tot de suggesties die worden gedaan aangaande de culturele en gemeenschapsactivitei ten en het inbrengen van de sportfunctie kunnen wij kort zijn. Het col lege is van oordeel dat toetsing aan infrastructurele, financieel-budget taire en culturele criteria zal moeten plaatsvinden vooraleer terzake standpunten kunnen worden ingenomen. De brieven die ons terzake heb ben bereikt van de Culturele Raad, de Gemeentelijke Sportstichting, de Jeugdadviesraad en het Jeugd- en Jongerencentrum, kunnen naar onze mening dan ook op dit moment voor kennisgeving worden aange nomen. Met name bij het nader uitwerken van een basisfilosofie aan gaande het cultuurbeleid dienen zij naar onze mening te worden ge zien als een nuttige meningsuiting die bij de standpuntbepaling terza ke wordt betrokken. Terzake van de criteria die ik aan de orde heb gesteld en de wen selijkheid en mogelijkheden om de suggesties te realiseren, mag ik in het algemeen nog het volgende opmerken. De financieel-budgettaire positie van de gemeente Breda laat op dit moment niet toe dat het doorvoeren van de maatregelen in totaal gezien een lastenverzwaring zal inhouden. Dat betekent dat het stimu leren van activiteiten waardoor gemeentelijke subsidies zullen moeten worden verleend of verhoogd vooralsnog om financieel-budgettaire re denen als niet te effectueren dient te worden aangemerkt. Het betekent ook dat aanbevelingen welke slechts een verschuiving van activiteiten inhouden, waarvan een grotere onderbezetting elders het gevolg is, nau welijks opportuun zijn als aan die verschuivingen als zodanig geen ande re verbeteringen verbonden zijn. In dit verband mag ik erop wijzen dat de gemeente reeds nu jaarlijks aanzienlijke sommen aan het Turfschip besteedt, zonder dat dit gunstige effecten heeft op het gebruik ervan door de Bredase gemeenschap. Naar onze mening dienen er dan ook maatregelen te worden genomen om te bereiken dat die bijdrage ten goede komt aan de Bredase gemeenschap, zoals ook door de commis sie is bedoeld. Of er een bijdrage wordt verleend en zo ja, hoe hoog die zal zijn wordt beihvloed door twee factoren, namelijk de financi eel-budgettaire positie van de gemeente op zichzelf en het nut van het Turfschip voor de gemeenschap. Ik neem aan dat een en ander nauwelijks toelichting behoeft. Een tweede criterium is het cultureel beleid. De basisconceptie aangaande de cultuur zal ten grondslag moeten liggen, zoals reeds eerder gesteld, aan de standpuntbepaling terzake van de aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van de Beyerd, de Stadsschouwburg en de gemeenschapsactiviteiten. Zoals bekend zal de Beyerdcommissie binnen kort haar advies afronden met betrekking tot haar ideeën over een cultu reel centrum, waaraan inherent is een formulering van het cultuurbeleid. Het zal duidelijk zijn dat na de advisering door de Beyerdcommissie de raad daarover een beslissing zal moeten nemen. Daarna zal o. m, een antwoord moeten worden gegeven op de vraag of het Turfschip, de Stadsschouwburg en/of de Beyerd op langere termijn in het Bredase culturele leven een plaats zul len innemen. In afwachting daarvan is het naar het oordeel van het college mo gelijk en nuttig een experimentele fase" in te stellen, gedurende welke cabaret, modern toneel en kleinere produkties onverplicht en zonder frustraties voor de toekomst in het Turfschip kunnen worden gebracht met een tweeledig doel:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 764