767
8 AUGUSTUS 1972
dellijk de vraag of de commissie het niet belangrijk vond te onderzoe
ken of het Turfschip te exploiteren valt en wat daarvan de financiële
consequenties zouden zijn. Is er voorts iets bekend over hoe de Bredase
gemeenschap over het Turfschip denkt? Op al deze vragen vind ik ner
gens een antwoord in het rapport. Wel wordt erin geschreven dat het
nadelig saldo te wijten is aan een geringe bezetting, aan hoge kosten,
een niet efficiënt beleid, enz.maar dat wist iedereen al. Er staat
echter nergens of de directie wel de mogelijkheden en de kansen heeft
gekregen om een reële en rendabele exploitatie te voeren. In het rap
port staat o. m.Bij een actieve acquisitie en een goede service is op
de nationale markt nog wel enig perspectief voor congressen. Voor ten
toonstellingen is dit, met uitzondering van enige regionale beurzen en
tentoonstellingen, nauwelijks aan te nemen". Hoe komt de commissie
tot die conclusie, vraag ik mij af, want ik kan nergens vinden dat zij
daar met een deskundige over heeft gesproken.
Ik herinner mij bijvoorbeeld dat in de pauze van de raadsverga
dering van 11 november 1971 de heer Brooimans de heer De Groen van
het Organisatiebureau voor Tentoonstellingen en Evenementen - de
grootste huurder van het Turfschip - voorstelde aan de heer Van Loon,
waarop laatstgenoemde zei: "U hebben wij op de kortst mogelijke ter
mijn nodig om ons te informeren over de mogelijkheden die er volgens
u zijn ten aanzien van de acquisitie van tentoonstellingen en evenemen
ten in het Turfschip". Wie schetst dus mijn verbazing toen ik in de no
tulen van de hoorzitting van de commissie las dat de heer Van Loon
zegt dat hij hem nog nooit heeft gezien, laat staan dat hij hem zou
kennen. Dergelijke dingen vind ik bijzonder merkwaardig. Wanneer
ik dan op pagina 15 van het rapport lees dat de grootste bezoekersaan
tallen waren 56. 028 in november 1970 en 70.274 in november 1971
en ik weet dat toen een van de door dit organisatiebureau georganiseer
de tentoonstellingen in het Turfschip respectievelijk 52. 000 en 61. 300
bezoekers trok, komt dit hele rapport mij nogal onwaarschijnlijk voor.
Ik wil nog even verder gaan met dit facet. In oktober 1971 heeft
in het stadhuis een gesprek plaatsgevonden tussen de heren Van Male
en De Groen en de wethouder. Daarbij deed het bureau een aanbod voor
de acquisitie dat luidde: 10% van de eerste 500. 000, -- en 5% van al
-het volgende, dit alles exclusief de horecasector. Het bureau garandeer
de toen een bezetting van 70%. Zou dit percentage niet gehaald worden,
dan zou het niets ontvangen. Daaruit blijkt wel dat men er zeker brood
in zag, want anders durft men mijns inziens dergelijke afspraken toch
niet te maken, zeker niet zwart op wit.
Het is nu bijna een jaar later en er is nog niets gebeurd; men
heeft zelfs geen contact meer opgenomen met het bureau. Waarom is
dat niet gebeurd?
Een ander punt: op pagina 25 staat o. m. dat de muziekfunctie
aantrekkelijke perspectieven vertoont. Waarop baseert de commissie
deze kennis.
Wat betreft de inbreng van de Beyerd en de Stadsschouwburg
komt het mij zinloos voor daar tegen de achtergrond van dit rapport
iets over te zeggen. Het rapport van de Beyerdcommissie is er niet of
nauwelijks bij betrokken - in feite moet het nog worden afgerond -
en het rapport van de Culturele Raad komt pas aan het eind van deze
maand. Wanneer een lid van de commissie dan tijdens de hoorzitting
zegt: "Wij hadden in mei eigenlijk al klaar moeten zijn en het is nu
al eind juni", maken voor mij persoonlijk een of twee maanden geen
verschil meer uit als wij daardoor tot een beter en gedegen oordeel