770
8 AUGUSTUS 1972
naar mijn opvatting aanleiding zou kunnen geven.
In deze brief wordt namelijk gesteld dat "een verdere exploitatie
van het Turfschip in de bestaande structuur en in de bestaande opzet
zal leiden tot steeds giotere tekorten en verder dat "het niet functio
neren van de leiding en de exploitatie van het gebouw de stad Breda in
den lande onnodig een minder goede reputatie bezorgt". Daarmee wordt
- mogelijk onbewust en onbedoeld - zowat de hele verantwoordelijkheid
voor de debacle van het Turfschip afgeschoven op de gemeenteraad van
Breda.
Natuurlijk draagt de gemeenteraad van Breda een belangrijke me
deverantwoordelijkheid, maar het is toch maar die gemeenteraad en
niet het bedrijfsleven geweest die, toen de eerste bedroevende exploi
tatieresultaten bekend werden, alarm heeft geslagen. Laten wij vooral
niet vergeten dat het bedrijfsleven door een 40% deelname - via de
Kamer van Koophandel - in het aandelenkapitaal en door de bezetting
van drie zetels in de raad van commissarissen altijd en volledig op de
hoogte is geweest van de gang van zaken bij het Turfschip en uit dien
hoofde ook onafgebroken sinds 1961 mede-verantwoordelijkheid heeft
gedragen. Daarom heb ik om tenminste twee redenen weinig bewonde
ring voor dit voorstel van het bedrijfsleven, de garanten zogezegd.
In de eerste plaats vanwege het tijdstip waarop het voorstel is ge
daan. Terwijl, zoals ik hiervoor reeds heb gezegd, verwacht kon worden
dat "het bedrijfsleven", zoals het zich in de brief presenteert, op de
hoogte was, althans kon zijn, van de gang van zaken bij het Turfschip,
heeft dat zelfde bedrijfsleven zich, toen anderen reeds bezig waren naar
oplossingen te zoeken, volledig afzijdig gehouden. Toen het voorberei
dende werk echter bijna gereed was, werden wij plotseling overrompeld
met een, met veel publiciteit aangekondigd plan voor de oplossing van
de Turfschip-problemen.
Mijn tweede opmerking heeft betrekking op de inhoud van het
"reddingsplan". Daarbij gaat het bedrijfsleven volkomen voorbij aan
iedere medeverantwoordelijkheid voor de gang van zaken bij het Turf
schip, terwijl - als ik het allemaal goed heb begrepen - dit bedrijfsle
ven zich nog steeds mede-verantwoordelijk weet voor de totstandkoming
van dit Turfschip. Weliswaar wil die mede-verantwoordelijkheid zich wel
beperken tot de oorspronkelijke doelstelling, doch het is juist dez;e doel
stelling die niet is waargemaakt. Het komt mij wat onwaarachtig voor
als men, wanneer men voorstellen doet om tot een oplossing te komen,
volledig aan zijn mede-verantwoordelijkheid voorbij gaat. Desalniette
min hecht ook mijn groepering grote waarde aan een zakelijke opzet
en een zakelijk beheer van de exploitatie van het Turfschip, maar dan
wel op basis van goede afspraken, vastgelegd in goede, duidelijk gere
digeerde overeenkomsten. Uitgaande van deze premisse bevat de brief
van het bedrijfsleven mogelijk aanvaardbare uitgangspunten als basis
voor nader overleg.
In dit nader overleg zullen niet alleen de bedoelingen van de be
trokkenen met het Turfschip - gemeente en bedrijfsleven - nader dienen
te worden uitgewerkt en geconcretiseerd, ook met betrekking tot een aan
tal andere zaken dienen preciese en duidelijke afspraken te worden ge
maakt. Hoewel een stichting voor ons niet op voorhand onaanvaardbaar
behoeft te zijn, dienen de doelstelling, alsmede de samenstelling en
de bevoegdheden van het bestuur toch eerst definitief te zijn geregeld.
Zonder daar nu verder op in te gaan, zal ook de gemeentelijke
bijdrage nader moeten worden gespecificeerd, geclausuleerd en gekwan
tificeerd, zullen met betrekking tot de inpassing van gemeenschapsac-