777
8 AUGUSTUS 1972
en schouwburgfunctie. Dit is naar onze mening terecht, evenals wij
het terecht vinden dat er van verschillende zijden op is gewezen -
ook door het college - dat de wenselijkheid van zo'n beslissing pas
kan worden beoordeeld nadat uitgangspunten en doelstellingen van
het cultuurbeleid nader zijn geformuleerd. Om die reden wijzen wij
op dit moment en onder de huidige omstandigheden een integrale
ruimtelijke overplaatsing van de schouwburgfunctie af. Er kan echter,
zoals de commissie ook voorstelt, zeker gelegenheid zijn voor expe
rimenten.
Wat de Beyerd betreft ligt de zaak wat moeilijker. De commissie
constateert terecht dat de Beyerd thans niet aan de mogelijkheden vol
doet, maar - en dat is beslist een punt van kritiek op de commissie -
het komt bij mij wat vreemd over dat volledig voorbij wordt gegaan
aan de beleidsnota 1972 van het college, waarin onder het hoofdstuk
"Cultuur" aan het functioneren van de Beyerd prioriteit wordt verleend.
Ik citeer: "De toekomstige functie van de Beyerd staat centraal in het
programma voor 1972", en: "Een belangrijke plaats in het toekomstig
beleid dient onzes inziens het cultureel centrum de Beyerd in te nemen".
Deze beleidsvoornemens lijken mij in strijd met de suggestie van de
commissie en ik zou over dit punt dan ook graag de mening van het
college vernemen.
De aanbevelingen van de commissie met betrekking tot de bin
nensportfunctie hebben onze volledige sympathie. Wanneer wij het
tekort aan accommodatie voor binnensport en de trek naar de randge
meenten in aanmerking nemen, kan de suggestie van de commissie
zeker voldoen aan de stijgende behoefte aan ruimte voor recreatieve
sportbeoefening. Voor het overige sluiten wij ons in grote lijnen aan
bij de aanbevelingen die door de commissie zijn gedaan. Anderen
hebben daar al uitvoeriger bij stilgestaan.
Ik kom nu aan de brief van de garanten. In deze brief wordt zo
als bekend een nogal verstrekkende wijziging in de beheers- en exploi
tatievorm voorgesteld, waarbij de leiding van het complex in handen
wordt gegeven van een manager, die het bedrijf voor eigen rekening
en risico gaat leiden. De V. V. D. -fractie is van mening dat deze brief
een aantal uitgangspunten bevat die een bijdrage kunnen leveren tot
een oplossing van de problematiek. Waar de commissie-Van Loon in
haar rapport op verschillende plaatsen een warm pleidooi houdt voor
modern management en ondernemerschap, is dit naar onze mening
in de brief van de garanten qua uitgangspunt aanvaardbaar geconcreti
seerd. Omdat er echter met dit voorstel toch nogal behoorlijk beslag
wordt gelegd op gemeentelijke gelden, zeggen wij in dit stadium tegen
deze brief: ja, mits. Wij vinden dat het college op basis van deze brief
bij voorrang zal moeten onderhandelen. Wij zien van onze kant per
spectief in deze onderhandelingen wanneer, in de geest van de voor
waarden die de heer Van Loon heeft genoemd, over vijf aspecten harde
afspraken worden gemaakt.
1. De gemeenschapsfunctie van het Turfschip zal niet ondergeschikt,
maar nevengeschikt moeten worden aan de congres- en tentoonstellings
functie.
2. De gemeente zal op enigerlei wijze vertegenwoordigd moeten
zijn in het stichtingsbestuur, waarbij de verhouding tussen gemeente
en stichting mede moet doorwerken in de relatie tussen stichting en
manager.
3. Het personeel zal tijdig en duidelijk geihformeerd moeten
worden, opdat bij eventuele onverhoopte wijzigingen in het personeels-