779 8 AUGUSTUS 1972 vergelijkingen met de scheepvaart nog wel op, want de problemen waarover wij praten komen in wezen precies overeen met de proble men die een reder met een schip kan hebben. Zo ook het typische verschijnsel van de publiciteit die een schip met veel averij altijd heeft. Die is ook aan ons Turfschip niet vreemd geweest, evenals het feit dat de beste stuurlui in dergelijke gevallen altijd aan de wal staan en dat er van alle mogelijke zijden op- en aanmerkingen worden gemaakt, waarbij felle kritiek niet is uit te sluiten. Nu zou men van mij kunnen verwachten dat ik, mede namens mijn fractiegenoot, mijn visie geef op de opgesomde problemen. Zij zijn daarvoor belangrijk genoeg en wij zullen ons daar ook zeker niet aan onttrekken, maar ik wil nog even met mijn beeldspraak doorgaan. Het is namelijk merkwaardig, maar wat bij de scheepvaart wel ge beurt komt hier nu ook voor in de geschiedenis van het Turfschip. Er meldt zich namelijk een groep gegadigden, die zeggen dat zij het Turfschip wel willen charteren; zij zien ei wel iets in er opnieuw mee in zee te gaan met een goede bemanning en na herstel van de averij en met vrijlating van hun mogelijkheden van bevrachting De heer VON SCHMID: Een soort kaapvaart! De heer KROON: .waardoor zij ons, reders, vrijwaren voor verdere averij, mits wij hun het schip om niet ter beschikking stellen. Daar komt het, vrij vertaald in scheepstermen, ongeveer op neer. In feite zijn wij van huis uit echter geen reders. Wij hebben in dit schip al aardig wat geihvesteerd en ook verspeeld, terwijl nu mogelijkheden worden geboden om die verliezen in de toekomst te beperken. Het is dan ook zeker de moeite waard dit aanbod op zijn merites te onderzoeken. Ik wil nu van de beeldspraak afstappen en aan de hand van het voor ons liggende rapport nader op enkele zaken ingaan. Ik wil dan beginnen met de door de commissie vastgestelde diagnose die wij vinden op blz. 24. Wanneer men namelijk verbeteringen wil aanbren gen, moet men eerst de diagnose bepalen. Ik onderstreep dan de zin: ••Bij wat meer aandachtige bestudering blijkt dit gebouw ongekende mogelijkheden te bieden. Het fenomeen is dat in dit complex feite lijk bijna niets onmogelijk is. De vraag rijst dan wel of deze leiding in deze samenstelling voor deze dynamische taak, gegeven de huidige situatie en omstandigheden, wel geschikt is. De commissie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de leiding in het verleden te statisch heeft gefunctioneerd". Mede in verband met hetgeen de wethouder aan het begin van zijn betoog heeft gesteld, kan ik alleen maar zeg gen: volkomen juist en ik meen dat ik mij hierover een oordeel zou kunnen vormen. Vervolgens gaat het rapport verder met de conclusies. Ik zal daar kort over zijn, want verscheidene andere sprekers zijn daar ook al op ingegaan. Ik zou alleen willen stellen dat wij de conclusie on der 1. over uitbreiding van de bestaande functies, zoals nader omschre ven op blz. 28, volledig onderschrijven. Bij 2.de realisatie van niet of onvoldoende ontwikkelde mogelijkheden, onderstreep ik de zin on deraan blz. 29: "Stellende dat ae ruimten en de outillage in meer dan voldoende mate aanwezig zijn, zal het van de inventiviteit en het organisatie- en doorzettingsvermogen van de leiding en van de te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 779