780 8 AUGUSTUS 1972 hanteren tarieven afhangen of deze uitgebreide functies spoedig en vol ledig worden gerealiseerd". Ik zeg hierbij: volledig akkoord, dit zijn zaken waarop de raad van commissarissen ook in het verleden met na druk heeft gehamerd. Ik meen dat ik mij daar een mening over kan vormen. Vervolgens het inbrengen van nieuwe en/of nu elders ondergebrach te functies en mogelijkheden. Het oveibiengen van culturele activiteiten naar het Turfschip, zowel van de Beyerd als van de Stadsschouwburg, is een punt dat onzes inziens nader dient te worden uitgewerkt. Daarbij sluit ik mij aan bij hetgeen door vorige sprekers en met name ook door de wethouder is gezegd, namelijk dat er eerst een basisvisie moet zijn ten aanzren van net gehele cultuurbeleid. Voor ons is in dit geval echter de vraag belangrijk of het eventuele overbrengen van bepaalde activitei ten van met name de Stadsschouwburg naar het Turfschip niet neerkomt op een verplaatsing van de moeilijkheden in financieel opzicht. Ik meen dat de ontwikkeling die op dit moment in de toneelwereld aan de gang is nauwlettend dient te worden gevolgd. Wellicht kan in dat verband te zijner tijd een gefaseerde overplaatsing van bepaalde onderdelen moge lijk en nuttig zijn. Ik moet hierbij echter wel opmerken dat de brief van burgemeester en wethouders d. d. 19 december 1967 aan de toen malige raad van commissarissen van het Turfschip en de directie hier bij dient te worden betrokken en zonodig dient te worden ingetrokken. Wat de binnensportfunctie betreft liggen de zaken wel anders, gezien het enorme tekort aan ruimte in Breda en de naaste omgeving. Wij kunnen meegaan met de conclusies op blz. 33 t/m 35, hoewel mijns inziens be keken zal moeten worden of de verwachte opbrengst en de te investeren bedragen die hier worden genoemd wel verantwoord zijn in relatie tot de totale exploitatie van het gebouw. Ik ben van mening dat hierover eerst nadere gegevens dienen te worden verstrekt alvorens wij een be sluit kunnen nemen. De opmerkingen van de commissie met betrekking tot de horeca- sector, zoals omschreven op blz. 35 en 36, kunnen onze volledige in stemming wegdragen. Het personeelsbeleid komt op blz. 37 aan de orde. Ook met het hieromtrent gestelde gaan wij akkoord., maar ik wil daar nog een ding aan toevoegen. Wat er ook moge gebeuren met het Turfschip en met het personeel, het personeel mag hiervan niet de dupe worden. Ook wan neer er sprake is van integratie of van een eventueel volkomen andere structuur, zal in overleg met de vakorganisaties steeds moeten worden gestreefd naar goede en adequate oplossingen. Ik sluit mij wat dit be treft aan bij hetgeen hierover door vorige sprekers, met name door mevrouw Willems is gezegd, namelijk dat de bestaande onrust op kor te termijn dient te worden weggenomen door het nemen van besluiten waartoe wij, zoals de wethouder heeft gezegd, vanavond in de gelegen heid worden gesteld. Er zijn zelfs conceptbesluiten klaargemaakt, die ten aanzren van de voortzetting vooi ons van belang zijn. Wat de juridische structuur betreft gaan wij volledig akkoord met het gestelde op blz. 38. Hetzelfde geldt voor de opmerkingen van de wethouder met betrekking tot de beperkte mogelijkheden die de raad van commissarissen heeft. Ook dit is een zaak die ik volledig onder schrijf. Tot slot nog enkele opmerkingen over het aanbod waarover ik straks in mijn beeldspraak al heb gezegd dat dit de moeite van een nader onderzoek waard is, al sluit ik mij wat dit betreft ook aan bij degenen die zeggen- dit is nu wel aardig, maar waarom komt men er nu pas mee? De meeste vertegenwoordigers van het bedrijfsleven

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 780