77
20 JANUARI 1972
De heer Crul heeft het woord.
De heer CRUL: De wethouder heeft gezegd dat wij hier zitten
voor het algemeen belang en ik geloof ook dat wij daarvan moeten
uitgaan. De uitvoering van de Winkelsluitingswet is opgedragen aan
de raad. In de Winkelsluitingswet wordt vermeld dat de Kamer van
Koophandel gehoord moet worden. De Kamer van Koophandel moet
dus een advies uitbrengen, op grond waarvan de raad een beslissing
moet nemen. Ik geloof dat het advies van de Kamer van Koophandel
in deze dus een zeer belangrijke functie heeft; in de Kamer van Koop
handel zijn de drie partijen samengevoegd, die ook bevoegd zijn om
een advies uit te brengen. Die drie partijen zijn naar mijn mening de
werknemers, de middenstand en de consumenten. Wat is er nu in feite
bij de Kamer van Koophandel gebeurd? De Kamer van Koophandel heeft
een vaste commissie, bestaande uit een aantal mensen, waaronder die
ene werknemer, die hier opgevoerd is. Die commissie heeft het colle
ge op 1 oktober 1971 een advies uitgebracht. De ledenvergadering van
de Kamer van Koophandel was op dat moment niet gehoord. Later is
deze ledenvergadering nog wel even in het spel betrokken, maar dat
is natuurlijk niet van belang, omdat op dat moment het advies al uit
gebracht was. Toch moeten wij naar aanleiding van dat advies, dat
in feite niet van de Kamer van Koophandel afkomstig is omdat de le
denvergadering hierover niet gehoord is, een besluit nemen. Daarme
de hebben wij vrij veel moeite. Bovendien hebben wij, zoals de heer
Spanjer al verwoord heeft, heel veel moeite met het feit dat wij hier
als scheidsrechter moeten optreden ten aanzien van een geschil dat in
feite door werkgevers en werknemers opgelost zou moeten worden. De
ze twee argumenten brengen ons ertoe om een voorstel bij u in te dienen,
dat als hoofdmotief heeft om tot uitstel van deze zaak te komen totdat
aan bepaalde voorwaarden voldaan is. Ik neem aan, mijnheer de voor
zitter, dat u de raad op de hoogte wil brengen van de inhoud van de
motie.
De VOORZITTER: Dat wil ik graag doen. Dames en heren, er
is een voorstel ingediend van de volgende inhoud:
"DE GEMEENTERAAD VAN BREDA, IN VERGADERING BIJEEN OP 20
JANUARI 1972, BESLUIT AGENDAPUNT NR. 40, BIJLAGE 37, BETREF
FENDE KOOPAVOND AAN TE HOUDEN. HET VOORSTEL ZAL EVENTUEEL
OPNIEUW IN DE RAAD KOMEN NADAT:
a) EEN NIEUW ADVIES, MET NAME VAN DE LEDENVERGADERING VAN
DE KAMER VAN KOOPHANDEL, ONTVANGEN IS.
b) WERKGEVERS EN WERKNEMERS GEADVISEERD ZIJN OVER DE KOOP
AVOND OVERLEG TE PLEGEN, WAARDOOR DE MOGELIJKHEID WORDT
GEOPEND DAT DE RAAD EVENTUEEL NIET ALS SCHEIDSRECHTER TEN
AANZIEN VAN VERUITEENLOPENDE STANDPUNTEN BEHOEFT OP TE
TREDEN".
De motie is ondertekend door mejuffrouw Paulussen en de heren
Kroon, Crul, Spanjer, Von Schmid en Froger.
De heer VAN GRAAFEILAND: Ik wil het in tweede instantie kort
houden en wil dan ook niet al te diep ingaan op datgene wat uit de
eerste instantie min of meer herhaald is. Ik zou dan ook weer in her
haling treden en ik geloof dat niemand daaraan iets heeft. Ik wil een
paar opmerkingen maken. De heer Jansen concludeert dat het college